D - EIMWC01008-06_02EU - 66/182
•
Een externe schakelaar (noodtype) voor het stoppen van
het koelsysteem moet zich buiten de kamer (in de buurt
van de deur) bevinden. Een soortgelijke schakelaar moet
zich op een gepaste locatie binnenin de kamer bevinden.
•
Alle buizen en leiding die door vloeren, plafonds en
muren van de machinekamer gaan moeten goed zijn
afgedicht.
•
Hete oppervlakken mogen een temperatuur van 80 % van
de zelfontbrandingstemperatuur (in °C) of 100 K lager
dan de zelfontbrandingstemperatuur van het koelmidden,
indien deze hoger is, niet overschrijden.
Koelmiddel
Zelfontbrandingstemperatuur
Maximum
oppervlaktetemperatuur
R1234ze
368 °C
294 °C
•
Machinekamers moeten deuropeningen naar buiten
hebben en voldoende in aantal zijn zodat personen in
geval van nood de ruimte in alle veiligheid kunnen
verlaten; de deuren moet goed afgedicht en zelfsluitend
zijn en zo zijn ontworpen dat ze vanaf binnen geopend
kunnen worden (antipanieksysteem).
•
Speciale machinekamers waar de vulhoeveelheid hoger
dan de praktische grens voor het volume van de kamer is,
moet van een deur zijn voorzien die direct naar de
buitenlucht opent of via een specifieke hall uitgerust met
zelfsluitende en goed afgedichte deuren.
•
De ventilatie van de machinekamers moet voldoenden
zijn voor normale bedrijfsomstandigheden en in
noodsituaties.
•
Ventilatie voor normale bedrijfsomstandigheden moet in
overeenstemming zijn met de nationale voorschriften.
•
Het mechanisch ventilatiesysteem voor noodsituaties zal
worden geactiveerd door een detector(en) die zich in de
machinekamer bevindt.
•
Dit systeem zal:
•
onafhankelijk van de andere ventilatiesystemen
ter plaatse zijn.
•
voorzien zijn van twee onafhankelijke
noodsystemen, één buiten de machinekamer
en de andere binnen.
•
De afvoer ventilatie ventilator voor noodsituaties
moet:
•
Zich binnen de luchtstroom met de motor buiten
de luchtstroom bevinden, of voor gevaarlijke
zones geschikt zijn (afhankelijk van de
beoordeling).
•
Zich op een plaats bevinden zodat druk op de
uitlaatleidingen in de machinekamer wordt
vermeden.
•
geen vonken veroorzaakt wanneer het in
contact komt met materiaal van de leiding.
•
Luchtstroom van de mechanische ventilatie in
noodsituaties moet minstens
𝑉 = 0,014 × 𝑚
2
3
⁄
zijn, waarbij
V
het luchtdebiet in m
3
/s is;
m
de massa van de vulhoeveelheid van het
koelmiddel, in kg, in het koelsysteem is met de
grootste vulling, om het even welk deel dat zich
in de machinekamer bevindt.
0,014
is een conversiefactor.
•
De mechanische ventilatie moet continu werken of
door de detector ingeschakeld worden.
•
De detector zal automatisch een alarm activeren, de
mechanische ventilator starten en het systeem stopen
wanneer het alarm afgaat.
•
De locatie van de detectoren moet worden gekozen
afhankelijk van het koelmiddel en moeten zich bevinden
waar het koelmiddel in geval van lek zich zal
concentreren.
•
Het positioneren van de detector dient te gebeuren
rekening houdend met de lokale luchtstroompatronen,
zoals de lokale ventilatiebronnen en luchtopeningen.
Houd tevens rekening met de mogelijkheid op
mechanische schade of contaminatie.
•
Er moet minstens één detector in elke machinekamer of
bemande ruimte worden geïnstalleerd en/of rekening
houdend met de installatie op het laagste punt in
ondergrondse ruimte waar het koelmiddel zwaarder dan
lucht is en op het hoogste punt wanneer het koelmiddel
lichter dan lucht is.
•
Controleer de detectoren continu op een juiste werking. In
geval van storing van een detector; activeer de nood-
sequentie alsof er koelmiddel werd gedetecteerd.
•
De vooraf ingesteld waarde voor de koelmiddeldetector
bij 30 °C of 0 °C, welke het meest kristisch is, moet op
25% van de LFL worden ingesteld. De detector zal
continu worden geactiveerd bij hogere concentraties.
Koelmiddel
LFL
Vooraf ingesteld alarm
R1234ze
0,303 kg/m
3
0,07575 kg/m
3
16500 ppm
•
Alle elektrische apparatuur (niet alleen het koelsysteem)
moet worden geselecteerd op bruikbaarheid in de zones
die in de risicobeoordeling zijn geïdentificeerd. De
elektrische apparatuur moeten voldoen aan de
voorschriften als de elektrische voeding geïsoleerd is
wanneer de concentratie aan koelmiddelen 25 % van de
onderste vlambaarheidsgrens of lager bereikt.
•
Machinekamers of speciale machinekamers moeten
duidelijk als dusdanig worden gemarkeerd op de
ingangen van de kamer, samen met waarschuwingen die
aangeven dat onbevoegde personen de kamer niet
mogen betreden en dat roken, open licht of vlammen
verboden zijn. De kennisgevingen moeten tevens
aangeven dat, in geval van nood, alleen bevoegde
personen die op de hoogte zijn van de noodprocedures
mogen beslissen om de machinekamer al dan niet te
betreden. Waarschuwingen moeten tevens worden
getoond om ongeoorloofde werking van het systeem niet
toe te staan.
•
De eigenaar / bediener moet een bijgewerkt logboek van
het koelsysteem bijhouden.
De optionele lekdetector die samen met de koeler
door DAE wordt geleverd mag alleen worden gebruikt
voor het controleren van koelmiddellekken van de
koeler.
9. ONDERHOUD
9.1. Routine-onderhoud voor R1234ze
Personeel die aan de elektrische of koelonderdelen werken
moeten geautoriseerd, opgeleid en volledig gekwalificeerd zijn.
Onderhoud en reparatie die de hulp van ander opgeleid
personeel vereisen, moeten worden uitgevoerd onder het
toezicht van een persoon die weet hoe brandbare koelmiddelen
te gebruiken. Elke persoon die reparaties of onderhoud op een
systeem of verbonden onderdeel van de apparatuur uitvoeren
moet bekwaam zijn conform EN 13313.
Personen die werken op koelsystemen met brandbare
koelmiddelen moeten op de hoogte zijn van de
veiligheidsaspecten tijdens het hanteren van brandbare
koelmiddelen en de gepaste opleiding hebben afgewerkt.
elektrische
componenten
Werk pas op elektrische componenten wanneer de
algmene stroomvoorziening naar de module is
ontkoppeld met behulp van de
ontkoppelingsschakelaar(s) in de regelkast. De
gebruikte frequentievariators zijn voorzien van
condensatorbatterijen met een ontlaadtijd van 20
minuten, na het ontkoppelen van de stroom, wacht 20
minuten alvorens de regelkast te openen.