GEBRUIK
Eens de motorcompressor in werking
getreden is, zal de druk in het reservoir
toenemen tot de ingestelde waarde van 11
bar. Eens deze waarde bereikt is zal de
stuurklep de lucht afkomstig van de kop naar
buiten afvoeren. De stuurklep zal
automatisch lucht sturen naar het reservoir
wanneer de druk tot 9 bar zakt. Met de
snelkoppelingskranen is het mogelijk op de
motorcompressor verschillende types van
pneumatische inrichtingen te koppelen voor
het opvangen, snoeien, opblazen en
vernissen.
Voor een correct gebruik van de perslucht,
als volgt te werk gaan (fig.8):
- Waak over de precieze bedrijfsdruk van
het gereedschap dat men wilt gebruiken. -
Trek de knop van de drukbegrenzer
naar boven.
- Draai de knop rechtsom om te verhogen
en linksom om de druk bij de uitgang te
verminderen.
- Blokkeer de knop door die
naar beneden te duwen.
Om de motorcompressor uit te schakelen,
zet de schakelaar van de ontploffingsmotor
op OFF, ledig het reservoir en sluit de
brandstofkraan.
SMERING
De gereedschappen gewijd aan de opvang en
het snoeien hebben gesmeerde lucht nodig
om correct en duurzaam te werken. De
motorcompressor is voorzien van een
druppelsmeersysteem dat lucht en olie
vermengd voor de pneumatische inrichtingen
(fig.9)
De standaardregeling voorziet in het
aanbrengen van een druppel smeermiddel
om de 20-30 sec.
Om de valfrequentie correct te regelen, sluit
een gereedschap aan op de
motorcompressor en laat die bij nullast
werken. Regel vervolgens de schroef boven
op het koepeltje (fig.10)
Draai met een schroevendraaier rechtsom
om te verhogen en linksom om te verlagen.
fig. 9
fig. 8
fig. 10
WERKING
NL
2
9
Summary of Contents for 25152
Page 40: ...007307320...