157
metingen verschijnt er „0000“ op het kleine display. Als u nu
met een „nieuwe“ meting begint, blijft de getoonde waar-
de op het grote display nog ca. 4 s behouden, voordat hij
verdwijnt, resp. het display geactualiseerd wordt met de
nieuwe meetwaarde.
G5) Als u de MIN-functie wilt uitvoeren en u zich juist in de
„Auto-Hold-functie“ bevindt, drukt u nogmaals op de toets
„REC“. Het symbool „A-H“ voor Auto-Hold verdwijnt daarop
uit de kopregel, daarvoor in de plaats verschijnt het symbool
„MIN“ eronder. Als u zich daarentegen in de MAX-mode of
niet in de „Auto-Hold-mode“ bevindt, moet u twee keer
drukken op de toets „REC“.
Aanwijzing
Opdat er bij de weerstandsmeting, de diode- of de doorgangs-
test ‘überhaupt’ een meting mogelijk wordt, moet u of de test-
punten tegen elkaar houden („kortsluiten“) of een weerstands-
waarde meten. Pas dan kunt u op de toets „REC“ drukken, pas
dan verdwijnt het symbool „A-H“ van het display, resp. pas dan
verschijnt het symbool „MIN“ op het display. Als „MIN“ zicht-
baar is, kunt u met de normale meting (bij de weerstandsme-
ting, diode- en doorgangstest) doorgaan. Bij de overige metin-
gen is deze „procedure“ niet noodzakelijk.
Verbind nu de testpunten met het meetcircuit (het te meten
object). De actuele meetwaarde verschijnt zowel op het grote
als op het kleine display. Verwijder nu de testpunten van het
meetobject. Op het grote display blijft de als laatste gemeten
waarde „staan“ (vastgehouden). Op het kleine display ver-
schijnt nu „OL“ bij de weerstandsmeting, de diode- en de
doorgangstest. Bij de andere meetfuncties verschijnt er
„0000“ op het kleine display. De meetwaarde op het grote dis-
play blijft nu zo lang staan/vastgehouden, tot er bij een vol-
gende meting een kleinere waarde gemeten wordt. Het grote
display laat steeds de kleinste voorkomende meetwaarde zien.
156
frequentiemeting. Tijdens het uitvoeren van de speciale fun-
ctie is bovendien de „Auto-Range-Mode“ (automatische
bereikskeuze) niet actief.
Het is daarom noodzakelijk dat u voor deze speciale functie
van te voren een bepaald meetbereik instelt. Zodra u tijdens
het uitvoeren van de speciale functie het meetbereik hand-
matig verandert, verlaat u de speciale functie. Voor het
instellen/activeren van de speciale functie handelt u als
volgt:
G1) Verbind het rode meetsnoer met de betreffende meetbus
van de meetfunctie, behalve met „COM“, waarbij de „Auto-
Hold-MIN-MAX“-functie toegepast moet worden. Verbind
het zwarte meetsnoer met de „COM“-bus.
G2) Stel de draaischakelaar in op de gewenste meetfunctie
(behalve de genoemde).
G3) Schakel de „Auto-Range“-functie uit, door met de toets „R-
H“ het gewenste meetbereik met de hand (= handmatig) in
te stellen.
G4) Als u nu de Auto-Hold-functie wilt gebruiken, drukt u op de
toets „REC“. Daarop verschijnt het symbool „A-H“ in de zog.
kopregel van het display. Op het kleine display en op het
hoofddisplay wordt, afhankelijk van de instelling van het
bereik, „0000“ getoond. Bij de meetfuncties diodetest,
weerstandsmeting en doorgangstest verschijnt er in plaats
van „0000“ „OL“ voor Overload of overschrijding op het
kleine en op het grote display. Verbind de testpunten met
het meetcircuit. De actuele meetwaarde verschijnt zowel op
het kleine als op het grote display. Verwijder nu de testpun-
ten van het meetobject. Op het grote display blijft nu de als
laatste gemeten waarde „staan“ (ingevroren/vastgehou-
den). Op het kleine display verschijnt „OL“ bij de weer-
standsmeting, de diode- en de doorgangstest. Bij de andere