Gebruik van de kompas OUTDOOR (handmatige kalibratie)
Wordt de kompas outdoor gebruikt, druk dan op de „RELEASE“-toets (2). Trek de kompas zijwaarts van de
„Montagevoet“ (19) af.
Wordt de kompas voor de eerste keer buiten uw voertuig (bijv. bij een wandeling; outdoor) gebruikt, dan is het
noodzakelijk een „handmatige kalibratie“ zoals hieronder beschreven uit te voeren.
Als de „handmatige kalibratie“ eenmaal werd uitgevoerd, dan is het niet noodzakelijk bij een later outdoor-
gebruik opnieuw een „handmatige kalibratie“ uit te voeren.
Bent u er niet zeker van of de nauwkeurigheid van het kompas is gewaarborgd, dan kunt u natuurlijk op elk
moment opnieuw een „handmatige kalibratie“ uitvoeren.
Stap 1:
Druk op de „MODE“ -toets (8) om de kompas-modus op te roep (zie afbeel-
ding rechts).
Stap 2:
Druk gelijktijdig op de „SNOOZE/LIGHT“ -toets (12) en „COMPASS
ON/OFF“ (6) en houd beide toetsen gedurende 2 seconden ingedrukt tot
er 2 maal een pieptoon klinkt.
Vervolgens knippert de °-indicator (bijv. 290°), de indicator van de wind-
streek (bijv. NW; =Noord-West) en de tekst CAL.
Stap 3:
Druk op de „SNOOZE/LIGHT“ -toets (12) om de handmatige kalibratie te
starten.
Stap 4:
Draai de kompas 180° horizontaal en druk aansluitend op de „SNOO-
ZE/LIGHT“-toets (12) om de kalibratie af te sluiten.
De kalibratie is nu afgesloten. De „numerieke °-indicator“ (5) (bijv. 290°)
en de „indicator van de windstreek“ (11) zijn nu continu te zien en het sym-
bool „CAL“ (4) verdwijnt.
☞
Wordt in de display de tekstregel „Signal disturb“ (= storingsinvloeden van buitenaf)
weergegeven, wijzig dan uw standplaats en voer de boven beschreven „handmatige kali-
bratie“ opnieuw uit.
Modus-keuze
Duk op de „MODE“-toets (8) om tussen de verschillende modi te kiezen:
Modi: Kompas > tijd > chronograaf > kalenderweergave > kompas
Instellings-modus
Druk op de „MODE“-toets (8) tot de tijd-modus (tijdweergave) wordt getoond.
Druk op de „SET“ -toets (14) en houd deze 2 seconden ingedrukt om de instelling-modus op te roepen.
Terwijl u zich in de instelling-modus bevindt kunt u via de „SET“-toets (14) in de volgende volgorde tussen de
volgende instel-modi kiezen:
1. Alarm-instelling-modus
2. Tijd-instelling-modus
3. Jaar-instelling-modus
4. Maand/dag-instelling-modus
5. 12/24-uurspresentatie-instelling-modus
Om de gewenste waarde in de overeenkomstige instelling-modus in te stellen gebruikt u de toetsen „START/STOP/+“
(3) en „CLEAR/-“ (9).
Magnetische afwijking (declinatie)
• Het kompas wijst zoals alle conventionele magnetische kompassen in de
richting van de arctische magneetpool (A).
De positie van deze onderschijdt zich echter van de geografische
Noordpool (B). Informatie op landkaarten geeft echter altijd richtingen resp.
posities afhankelijk van de geografische Noordpool aan.
De verschillende hoek tussen arctische magneetpool (A) en geografische
noordpool (B) wordt magnetische afwijking (declinatie) genoemd (C).
• Afhankelijk van de positie op aarde wordt deze in westelijke resp. ooste-
lijke waarden aangegeven (graad/minuten).
• Voor gebruikers, die de kompas voor precisiedoelen nodig hebben, kan de
magnetische afwijking als correctiewaarde in het horloge worden inge-
voerd.
• Op veel topografische kaarten is de richting voor het magnetische noorden
aanvullend aan het geografische noorden aangegeven en kan in de kom-
pas als correctiewaarde worden gebruikt.
• U kunt ook proberen, de exacte waarde op het internet op te zoeken.
• Door de invoer van de correctiewaarde kan het kompas de juiste waarde
automatisch berekenen en weergeven.
☞
Bij de magnetische afwijking zijn er echter waarden voor westelijke en oostelijke decli-
natie!
Voorbeeld 1: Westelijke declinatie 23° (in de tabel op de volgende bladzijde „23 W“), ongecorrigeerde weer-
gave 323°, gecorrigeerde weergave 300° De westelijke declinatie („W“) wordt er altijd afgetrokken.
323° - 23° = 300°
Voorbeeld 2: Oostelijke declinatie 22° (in de tabel op de volgende bladzijde „22 E“), ongecorrigeerde weer-
gave 278°, gecorrigeerde weergave 300° De oostelijke declinatie („E“) wordt er altijd bij opgeteld.
278° + 22° = 300°
Correctiewaarde van de verbuiging voor enkele belangrijke
steden:
Instelling van de declinatie
• Roep via de „COMPASS ON/OFF“-toets (6) de kompas-aanzicht-modus op.
• Druk op de „RESET“-toets (15) om in de kalibratiemodus te komen.
• Druk gelijktijdig op de „COMPASS ON/OFF“-toets (6) en de „SNOOZE/LIGHT“-toets (12) tot op de display
TRUE NORTH wordt weergegeven.
• Stel met de toetsen „START/STOP+“ (3) en „CLEAR/-“ (9) de declinatie in.
• Druk aansluitend op de „COMPASS ON/OFF“-toets (6) en beeindig de kalibratie.
Signal Disturb
• De „numerieke graadweergave“ wordt bij te sterke invloeden van buitenaf niet meer weergegeven en de
tekst „SIGNAL DISTURB“ wordt knipperend getoond.
• Op grond van sterke magnetische invloeden worden op de plek van de „numerieke graadweergave“ drie
strepen - - - getoond en de tekst „SIGNAL DISTURB“ wordt knipperend getoond zolang magnetische invloe-
den van buitenaf aanhouden.
• Magnetische storingsinvloeden kunnen door elektronische apparaten of magnetische bronnen van elders
worden opgeroepen.
• De display toont de „numerieke graadweergave“ weer normaal, zodra de storingsinvloeden van buitenaf niet
meer optreden.
Stopwatch
• Druk op de „MODE“-toets (8) om de stopwatch-modus (op de display wordt de tekst CHRONO weergege-
ven) op te roepen.
• Druk op de „START/STOP-“-toets (3) om de stopwatch-functie te laten beginnen of te stoppen.
• Druk op de „CLEAR/-“-toets (9) om de stopwatch op 0 terug te zetten.
Displayverlichting
• Druk op de „SNOOZE/LIGHT“-toets (12) om de display-achtergrondverlichting (blauw) te activeren.
Zaklantaarnfunctie
• Druk op de „FLASH LIGHT“-toets (7) om de ingebouwde LED op de achterzijde te activeren.
Kompas in-/uitschakelen
• Druk op „KOMPAS ON/OFF“ -toets om het kompas in resp. uit te schakelen.
Onderhoud en reiniging
Dit product is onderhoudsvrij. Gebruik voor de reiniging van de buitenkant van de componentenbehuizing een
schone, droge en zachte doek. Gebruik nooit een agressief schoonmaakmiddel.
Activeren van de alarmtijd.
Om te programmeren gaat u op de volgende manier te werk:
Nadat de alarmtijd ingesteld werd (zie paragraaf instellingsmodus)
moet deze nog geactiveerd worden door de alarmtoets op de achterkant (16):
1 x drukken alarm aan
2 x drukken alarm en snoozer aan
3 x drukken alarm uit
Achter de tijdsaanduiding worden in het display de symbolen alarm en snoozer getoond.
Als het alarm afgaat, kan de wektijd met de SNOOZE / LIGHT (12) (sluimerfunctie) met 5 min. verlengd
worden.
Displayverlichting
Na het indrukken van de toets SNOOZE / LIGHT (12) wordt de achtergrondverlichting gedurende 3 sec. geac-
tiveerd.