165
FB278RBT
Nederlands
Andere Werkingen
Gerätbezeichnung
Druk op de [
3.
] knop.
∗
De display toont de apparaatnaam.
Draai aan de [
] knop om een
karakter te veranderen.
Druk op de [
] toets of op de [
]
knop om naar het volgende karakter te gaan.
Druk op de [
] toets om terug te gaan naar
het vorige karakter.
Druk op de [
] knop op de laatste
spatieom te naam op te slaan.
•
De apparaatnaam bewerken
1. Selecteer “
EDIT DEV.
”.
2.
4.
5.
Opmerkingen:
•
Ook wanneer u de
[
•
]
knop
1,5 seconde of langer ingedrukt houd op een
willekeurige positie, wordt de naam opgeslagen.
Indien geen apparaat verbonden is, wordt “
(no
devices)
” in de display getoond.
•
Een apparaat wissen
1. Selecteer “
DEL DEV.
”.
2.
3.
Draai aan de [
] knop om
een apparaat te selecteren, dat u wenst te
wissen.
Druk op de [
] knop. Er wordt
gevraagd, het wissen te bevestigen.
Draai aan de [
] knop om “
YES
”
of “
NO
” te selecteren.
Druk op de [
] knop om de
selectie te bevestigen.
4.
5.
6.
Opmerkingen:
•
Indien geen apparaat verbonden is, wordt “
(no
devices)
” in de display getoond.
•
“
All
” optie is beschikbaar, indien meer dan één
apparaat aangesloten is.
•
Wanneer de paringsinformaties in het hoofdtoestel
gewist worden, verhindert dit alleen maar, dat het
hoofdtoestel met het andere apparaat verbonden
wordt. Het verhindert niet, dat het andere apparaat
probeert een verbinding met het hoofdtoestel op
te zetten. Wis ook de paringsinformaties over
het hoofdtoestel van de telefoon/het apparaat.
Controleer altijd, of de paringsinformaties zowel van
het apparaat als van het hoofdtoestel zijn gewist,
alvorens een nieuwe paring te starten.
•
Wanneer een apparaat gewist wordt, wordt iedere
actuele
Bluetooth
®
-verbinding verbroken. De
gebruiker moet zonodig de verbinding handmatig
opnieuw opzetten.
•
Automatisch verbinden
Met deze functie kan het toestel, bij het
aanschakelen of bij het omschakelen naar de
telefoonmodus, automatisch verbonden worden
met een voorgaand verbonden apparaat. De
Bluetooth
®
draadloze functie van uw telefoon
moet ingeschakeld zijn om automatisch een
verbinding op te kunnen zetten.
1. Selecteer “
AUTO CONN
”.
2. Draai aan de [
] knop om “
ON
”
of “
OFF
” te selecteren.
ON
: Automatisch verbinden geactiveerd.
OFF
: Automatisch verbinden gedesactiveerd.
Opmerkingen:
•
De vooraf ingestelde fabrieksinstelling is “
OFF
”.
•
Aciveer deze functie alleen maar, indien uw
telefoon ondersteund wordt.
•
De micofooningang selecteren
1. Selecteer “
MIC
”.
2. Draai aan de [
] knop om het
volgende te selecteren:
INTERNAL
: Ingebouwde microfoon wordt
gebruikt.
EXTERNAL
: Een externe microfoon wordt
gebruikt.
Opmerking:
•
De vooraf ingestelde fabrieksinstelling is
“
INTERNAL
”.
Systeemmenu
1. Houd de [
] en [
] toetsen ,tegelijkertijd,
1,5 seconde of langer ingedrukt.
2. Druk op de [
,
] toets om een functie
te selecteren.
“
VERSION
” “
FACT. RST
”
3. Druk op de [
] toets om het menu te
verlaten.
De versie van het toestel controleren
2-1. Selecteer “
VERSION
”.
Draai de [
]-knop om een ap-
paraat te selecteren, dat u wenst te wijzigen.