Bosch HSG9583 Series, Instruction Manual

Page: 61 / 92

NL
| 7
Bosch Security Systems | 12 August 2005
HSG9583-serie | Instructiehandleiding | Montage
3. Doorvoerbedrading
Gebruik de doorvoermontage om de kabel door
de voet van de behuizing te leiden.
a. Voordat de camera wordt bevestigd,
moeten eerst de beschermpluggen uit
de behuizing worden verwijderd
(zie afbeelding 6).
Afbeelding 6: Doorvoerbedrading
b. Bevestig de twee NPT-fittingen van
3/8 inch aan de voet van de behuizing.
c. Trek de bekabeling door de fittingen de
behuizing in. Zet de fitting met 4,0 N.m
tot 4,5 N.m (35 in.lb tot 40 in.lb) vast.
Deze torsiewaarde is ongeveer 1 tot 1,5
slag voorbij het punt waar de fitting de
draad begint vast te pakken. Als dit niet
goed wordt uitgevoerd, kan er water
door de gaten naar binnenkomen en
kunnen alle elektronische onderdelen
beschadigd raken.
d. Maak de voet aan de bovenste beugel
van de standaard vast.
e. Zorg ervoor dat de gaten in de achterste
kap met afdekdopjes worden afgedicht.
Druk op de afdekdopjes totdat ze gelijk
zijn met de behuizing.
4. Stroomaansluiting
Voor stroom in de behuizing moet kabel van
het type UL Standard SJ (of beter) worden
gebruikt dat geschikt is voor buitengebruik. De
kabel moet conform de NEC-codes en lokaal
geldende codes worden geïnstalleerd. Gebruik
bij het selecteren van de kabels voor camera’s
van 24 volt de
aanbevolen maximum
kabellengten uit het schema.
Aanbevolen kabellengten voor behuizingen met
camera’s van 24 volt, verwarmingen en ventilatoren.
Dikte van draad Afstand behuizing
mm
2
AWG meter (voet)
0,5 20 27 (90)
1 18 42 (140)
1,5 16 67 (220)
2,5 14 108 (355)
4 12 172 (565)
OPMERKING: Voor draden langer dan 2,5 mm
2
(14 AWG) moet de draad worden
gesplitst om op het aansluitblok te
kunnen worden aangesloten.
a. Bevestig een van de grote NPT-fittingen van
1/2 inch in een van de gaten in de achterste
kap.
Sla deze stap over als de doorvoeroptie
wordt gebruikt.
b. Leid het netsnoer door de fitting in de achterste
kap of door een van de doorvoerfittingen in de
voet.
c. Op het aansluitblok kunnen draden van 0,5 tot
2,5 mm
2 (20 tot 14 AWG) worden aangesloten.
Bij dikkere draden moet u de draad aan het
einde van het aansluitblok splitsen. Het
gesplitste deel, dat niet wordt gebruikt, moet in
een aansluiteenheid worden gestoken als dat
gedeelte te groot is om door de fittingen te
kunnen worden gestoken.
d. Veiligheidsaarding aansluiten:
• Sluit de bijgeleverde externe veiligheidsaarding
aan op de aardingsaansluiting van de PCB-
beugel (zie AFBEELDING 7).
• Als u de aardingskabel wilt aansluiten, moet u de
moer en onderlegringen verwijderen en de
interne en externe aardingskabels loskoppelen
van de aardingsaansluiting.
• Strip en krimp de externe aardingskabel in de
aansluiting.
• Sluit de aardingskabels in deze volgorde opnieuw
aan:
1. Externe aardingskabel
2. Interne aardingskabel
3. Vlakke onderlegring
4. Sluitring
5. Moer
Opmerking: volgens de
veiligheidsvoorschriften moet de externe
aardingskabel altijd als eerste worden
aangesloten en als laatste worden verwijderd.