
tRIM (tRIMMWERtE)
Der Sender verfügt über vier Trimmhebel. Drei davon dienen zum korrigieren von Abweichungen der
Neutralstellung von Quer-, Seiten- und Höhenruder. Der vierte Trimm wird gebraucht zum feinstellen
der Motordrehzahl wenn der Steuerknüppel in der niedrigsten Poisition ist.
Mit der Trimm Funktion können Sie den Trimm so voreinstellen, dass die Trimmhebel in der Neutral-
stellung bleiben beim Abflug.
Zentrierung der Servos
1. Schalten Sie Sender und Empfänger ein. Vergewissern Sie sich, dass die Laufrichtung der Servos
korrekt ist. Wenn nötig Laufrichtung korrigieren (Reverse).
2. Steuerknüppel in Neutralposition bringen.
3. Servohebel so montieren, das diese sich Senkrecht zu den Rudergestängen befinden.
4. Rudergestänge müssen so montiert werden, dass die Ruder genau in der Neutralposition stehen.
(Eventuell die Länge der Rudergestänge anpassen/ siehe Bauanleitung Hubschrauber)
Änderung der trimmung
1. Nach der Aktivierung des Programmiermodus muss die Funkti-
on TRIM mit der MODE-Taste ausgewählt werden.
2. SELECT-Taste zur Auswahl des gewünschten Kanals.
3. Änderungen erfolgen mit der DATA INPUT- Taste.
4. Wiederholen Sie diesen Vorgang für die anderen Kanale.
N-tH (NORMALE GASKURVE)
Mit dieser Funktion kann die Gaskurve für übliches Fliegen eingestellt werden. Zur Abstimmung zwi-
schen Motor- und Pitchsteuerung kann eine 5-Punkte Kurve programmiert werden. Die Kurvenpunkte
lassen sich jeweils im Bereich von 0% bis 100% verschieben. Benutzen Sie diese Option zusammen
mit der normalen Pitchkurve Funktion.
Einstellen der N-tH
1. Nach der Aktivierung des Programmiermodus muss die Funktion N-TH mit der MODE-Taste ausge-
wählt werden.
2. SELECT-Taste zur Auswahl des gewünschten Kurvenpunkts.
Punkt 1 ist der erste Kurvenpunkt nach der Leerlaufstellung.
Punkt 5 ist der letzte (an der Vollgasstellung)
3. Änderungen der Werte erfolgen mit der DATA INPUT- Taste.
4. Wählen Sie die SELECT-Taste und wiederholen Sie den Vor-
gang für die anderen Punkte wie oben beschrieben.
N-PI (NORMALE PItCHKURVE)
Mit dieser Funktion kann die Pitchkurve für übliches Fliegen eingestellt werden. Zur Abstimmung
zwischen Motor- und Pitchsteuerung kann eine 5-Punkte Kurve programmiert werden. Die Pitchkur-
venpunkte lassen sich jeweils im Bereich von 0% bis 100% verschieben. Benutzen Sie diese Option
zusammen mit der normalen Gaskurvefunktion.
Einstellen der N-PI
1. Nach der Aktivierung des Programmiermodus muss die Funktion N-PI mit der MODE-Taste ausge-
wählt werden. Links im Display wird die Nummer des Kurvenpunkts, für den Einstellungen vorge-
nommen werden können angezeigt. Recht wird der %-Wert angezeigt.
2. SELECT-Taste zur Auswahl des gewünschten Kurvenpunkts.
Punkt 1 ist der erste Kurvenpunkt nach der Leerlaufstellung.
Punkt 5 ist der letzte (an der Vollgasstellung)
3. Änderungen der Werte erfolgen mit der DATA INPUT- Taste.
4. Wählen Sie die SELECT-Taste und wiederholen Sie den Vorgang
für die anderen Punkte wie oben beschrieben.
I-tH (IDLE UP GASKURVE)
Mit dieser Funktion kann die Gaskurve in den Idle up Modus gestellt werden. Auch hier wird eine
5-Punkte Gaskurve bereitgestellt. Idle up wird verwendet für akrobatik Flugfiguren und 3-D Kunstflug
und wird eingestellt damit der Motor für jede Pitcheinstellung das richtige Drehmoment bereit stellt
und der Rotor eine konstante Drehzahl behält. Für jeden Kurvenpunkt kann ein Wert zwischen 0 bis
100% eingestellt werden.
Einstellen der I-tH
1. Nach der Aktivierung des Programmiermodus muss die Funktion I-TH mit der MODE-Taste ausge-
wählt werden. Links im Display wird die Nummer des Kurvenpunkts, für den die Einstellungen vorge-
nommen werden können angezeigt. Recht wird der %-Wert angezeigt.
2. Drücken Sie die <+> Taste. Der blinkende INH Schriftzug auf dem LCD ändert in ON. Die Gaskurven
–Funktion ist aktiviert. Drücken Sie die SELECT-Taste und die Nummer der Steuerknüppel Position
erscheint an der linken Seite des LCd Displays. Der %- Wert blinkt.
3. SELECT-Taste benutzen zur Auswahl des gewünschten Kurvenpunkts. Punkt 1 ist der erste Kurven-
punkt nach der Leerlaufstellung. Punkt 5 ist der letzte (an der Vollgasstellung)
4. Änderungen der Werte erfolgen mit der DATA INPUT- Taste.
5. Wählen Sie die SELECT-Taste und wiederholen Sie den Vorgang für die anderen Punkte wie oben
beschrieben
I-Pt (IDLE UP PItCHKURVE)
Mit dieser Funktion kann die Pitchkurve in den Idle up Modus gestellt werden. Die 5-Punkte Pitchkurve
wird eingestellt damit der Motor für jede Pitcheinstellung das richtige Drehmoment bereit stellt und der
Rotor eine konstante Drehzahl behält.
Für jeden Kurvenpunkt kann ein Wert zwischen 0 bis 100% eingestellt werden.
Einstellen der I-Pt
1. Nach der Aktivierung des Programmiermodus muss die Funktion I-PT mit der MODE-Taste aus-
gewählt werden. Links im Display wird die Nummer des Kurvenpunkts, für die die Einstellungen
vorgenommen werden können angezeigt. Rechts wird der %-Wert angezeigt.
2. Drücken Sie die <+> Taste. Der blinkende INH Schriftzug auf dem LCD ändert sich in ON.
11
# 0461-00
0 Carbooon 450SC /
# 0462-00
0 Carbooon 450SC
copyright © 2009 BMI
Indien de EPA waarden beneden 70% of boven 120% ingesteld dienen te worden, dienen de stuur-
stang aansturingen veranderd te worden.
1. Open het programmamenu en selecteer de EPA functie met de MODE toets. Het kanaal nummer en
het % symbool zullen flikkeren op het scherm.
2. Om de uitslag van de rechter aileron te wijzigen, beweeg de aileron stick naar rechts en wijzig de
waarde van de servouitslag met behulp van de <+> en <-> toetsen.
3. Beweeg de stick naar links en doe het zelfde voor de uitslag naar links.
4. Gebruik de SELECT toets om andere kanalen (vliegfuncties) te selecteren.
tRIM (tRIM INStELLINGEN)
Er staan 4 trimhevels op de zender. Drie daarvan worden gebruik voor neutraalstelling van de ailerons,
richtingsroer en hoogteroer. De vierde trimhevel wordt gebruikt om het stationair toerental van de
motor in te stellen wanneer de gasstick zich in zijn laagste positie bevindt. De TRIM functie laat toe
de trims elektronisch vooraf in te stellen, zodat de trimhevels tijdens de vlucht neutraal staan en de
volledige vrij weg van de hevels ter beschikking staat van de piloot om te corrigeren.
Centreren van de servo’s
1. Zet zender en ontvanger aan. Beweeg alle servo’s en zorg er-
voor dat zij in de juiste richting werken. Gebruik de reverse functie
indien nodig.
2. Centreer alle sticks.
3. Plaats de servoarmen zo op de servo dat zij loodrecht op de
aansturingen staan. Ongebruikte delen van de servoarm mogen
worden weggeknipt.
4. Verbind de stuurstangen met de aan te sturen roeren. Pas de lengte van de stuurstangen aan zodat
alle roeren en servo’s gecentreerd staan. (raadpleeg indien nodig de handleiding van uw helikopter)
Aanpassen van de tRIM instellingen
1. Open het programmamenu en selecteer de TRIM functie met de MODE knop.
2. Gebruik de SELECT toets om het aan te passen kanaal te selecteren.
3. Gebruik de DATA INPUT toetsen om de waarden aan te passen.
4. Herhaal deze procedure voor de andere kanalen.
N-tH NORMALE GASKURVE INStELLINGEN
Deze functie wordt gebruikt om de gaskurve aan te passen volgens de verschillende posities van de
gasstick. Met deze curve kan het toerental van de motor afgesteld worden naar het verloop van de
pitchcurve. De curve kan geprogrammeerd worden op 5 punten.
1. Open het programmamenu en selecteer de NTH functie met de MODE toets. Op het scherm zal
het nummer verschijnen dat overeenkomt met de desbetreffende positie van de gasstick. Het %
symbool zal knipperen op het scherm.
2. Gebruik de SELECT knop een het gewenste punt op de gascurve te selecteren. Punt #1 zal als eerste
getoond worden en stemt overeen met de gasstick in de laagste positie. Punt #5 vertegenwoordigt
de gasstick in de hoogste positie.
3. Stel de verschillende waarden in met behulp van de DATA INPUT
knoppen.
4. Met behulp van de SELECT knop kunnen andere punten van de
curve geselecteerd worden. Het aanpassen van de overeenkomsti-
ge waarden geschiedt op de zelfde wijze als bij het eerste punt.
N-PI NORMALE PItCH CURVE INStELLINGEN
Deze functie wordt gebruikt om de pitch curve aan te passen volgens de verschillende posities van de
gasstick. De hoeveelheid bladverstelling kan met de pitchcurve kan afgesteld worden naar het verloop
van de gascurve. De curve kan geprogrammeerd worden op 5 punten.
1. Open het programmamenu en selecteer de NPI functie met de
MODE toets. Op het scherm zal het nummer verschijnen dat over-
eenkomt met de desbetreffende positie van de gasstick. Het %
symbool zal knipperen op het scherm.
2. Gebruik de SELECT knop een het gewenste punt op de gascurve
te selecteren. Punt #1 zal als eerste getoond worden en stemt over-
een met de gasstick in de laagste positie. Punt #5 vertegenwoordigt
de gasstick in de hoogste positie.
3. Stel de verschillende waarden in met behulp van de DATA INPUT knoppen.
4. Met behulp van de SELECT knop kunnen andere punten van de curve geselecteerd worden. Het
aanpassen van de overeenkomstige waarden geschiedt op de zelfde wijze als bij het eerste punt.
I-tH IDLE UP GAS CURVE INStELLINGEN
Deze functie wordt gebruikt om de gascurve aan te passen volgens de verschillende posities van de
gasstick in de idle up mode. Met deze curve kan het toerental van de motor afgesteld worden naar het
verloop van de pitchcurve. De curve kan geprogrammeerd worden op 5 punten.
1. Open het programmamenu en selecteer de ITH functie met de MODE toets. Op het scherm zal
het nummer verschijnen dat overeenkomt met de desbetreffende positie van de gasstick. Het %
symbool zal knipperen op het scherm.
2. Druk op de <+> knop zodat het knipperende INH symbool op de zender verandert in het ON sym-
bool. De ITH functie is nu geactiveerd.
3. Druk de SELECT toets in en punt #1 van de curve zal als eerste getoond worden en stemt overeen
met de gasstick in de laagste positie. Punt #5 vertegenwoordigt de gasstick in de hoogste positie.
4. Stel de verschillende waarden in met behulp van de DATA INPUT toetsen.
5. Selecteer andere punten op de gascurve met behulp van de SELECT knop en stel de waarden voor
deze punten in zoals hierboven beschreven.
I-Pt IDLE UP PItCH CURVE INStELLINGEN
Deze functie wordt gebruikt om de pitchcurve aan te passen volgens de verschillende posities van de
gasstick in de idle up mode. De hoeveelheid bladverstelling kan met de pitchcurve afgesteld worden
naar het verloop van de gascurve.
D
NL
7.
PROGRAMMIERVORGANG DES SENDERS
PROGRAMMAtIE VAN DE ZENDER