77
Nederlands
3.
Laat de aan-/uitschakelaar los om de
zaag uit te schakelen.
8.2.
Het zagen met de zaag
Waarschuwing!
Gevaar voor letsel!
Ondeskundige bediening of een defecte
toestand van de zaag kan tijdens het zagen
ernstig letsel tot gevolg hebben.
1.
Gebruik een veiligheidsbril.
2.
Verzeker voor het werk, en met de stek-
ker uit het stopcontact, dat de
beschermkap, de klemschroef en de
afstelinrichtingen juist functioneren en
goed zijn afgesteld.
3.
Verzeker tijdens het werken dat de
beschermkap niet klemt en na iedere
zaagsnede in de uitgangsstand
terugkeert.
4.
Oefen tijdens het zagen geen zijwaartse
druk uit op het werkstuk.
Waarschuwing!
Gevaar voor letsel!
Door ondeskundige behandeling van het
werkstuk kan de zaag tijdens het zagen
wegglijden en ernstig letsel tot gevolg
hebben.
1.
Span kleine delen hout voor het bewer-
ken stevig in.
2.
Houd kleine werkstukken nooit met de
hand vast.
3.
Maak altijd eerst een proefzaagsnede
op een reststuk.
4.
Stel de zaagdiepte in (zie hoofdstuk
“Het instellen van de zaagdiepte”).
5.
Houd de zaag stevig met beide handen
vast aan de handgrepen
(1, 5)
.
6.
Schakel de zaag in en laat het zaagblad
volledig op toeren komen.
7.
Zet de bodemplaat
(14)
tot aan de mar-
kering op het werkstuk. De bodemplaat
moet altijd vlak op het werkstuk liggen.
Het reststuk moet zich links van de
zaag bevinden, zodat het brede deel van
de bodemplaat volledig op het werkstuk
steunt.
8.
Druk de ontgrendelknop voor de
beschermkap
(3)
in en laat het zaag-
blad langzaam in het werkstuk zakken.
9.
Leid de zaag naar voren over het werk-
stuk. Trek de zaag nooit terug over het
werkstuk.
10.
Oefen tijdens het zagen maar weinig
kracht (geringe voortstuwende kracht)
uit op de zaag. Schuif de zaag licht en
gelijkmatig vooruit.
11.
Schakel de zaag uit zodra u het eind van
de zaagsnede bereikt, laat het zaagblad
tot stilstand komen en trek het zaagblad
uit het werkstuk.
Controleer de beschermkap
1.
Open de vastzetknop voor de zaag-
diepte
(9)
.
2.
Druk de ontgrendelknop voor de
beschermkap
(3)
in en houd deze in
positie.
3.
De beschermkap
(16)
moet zonder
vastlopen kunnen bewegen en de zool
(14)
moet bij loslaten vanzelf in de uit-
gangspositie springen.
Het uitvoeren van een rechte zaagsnede
U kunt met behulp van de zaagsnede-
geleidingen
(14a)
, die aan de voor- en ach-
terkant aan de bodemplaat
(14)
zijn aange-
bracht, een op het werkstuk getekende
hulplijn volgen.
Voor zeer nauwkeurige zaagsneden moet
de uitlijning van de zaagsnede met de gete-
kende hulplijn met een proefzaag snede
worden vastgesteld. De afwijking van de
hulplijn toont dan aan hoe de hulplijn dan
opnieuw moet worden getekend, om de
uitlijning van de zaagsnede te compenseren
en een nauwkeurige zaagsnede te kunnen
maken.
Het uitvoeren van een invalsnede
1.
Verzeker u ervan dat het te zagen mate-
riaal niet te hard is voor invalzagen.
2.
Sommige zeer harde materialen zijn
niet geschikt voor invalzagen.
3.
Zet de bodemplaat
(14)
op het werk-
stuk. Let erop dat de achterste zaag-
snedegeleider
(14a)
zich ter hoogte van
het begin van de zaagsnede bevindt.
4.
Schakel de zaag in en laat het zaagblad
volledig op toeren komen.
7063051-Thor-Compact-Ma-1804-30.indb 77
04-06-18 11:55