13
NEDERLANDS
NL
Indien in het gastoevoersysteem aanzienlijke
drukschommelingen optreden, dan wordt het
gebruik van een drukregelaar aanbevolen.
Na de aansluiting dien je te controleren of er
eventueel gaslekken zijn.
Gebruik nooit open vuur om
gaslekken te zoeken!
8.6.
Omzetting naar een ander soort gas (onderhoudsmonteur)
Het toestel werd door de fabrikant met het op het
typeplaatje weergegeven gas getest. Indien een
ander gastype gebruikt wordt, dan dient men als
volgt te werk te gaan.
1.
Sluit het gas shut-off ventiel (
A
).
2.
Vervang de sproeiers van de gasbranders (zie
paragraaf 9.3)
3.
Vervang de sproeiers van de ontstekingsvlam
van het fornuis (zie het hoofdstuk 9.4)
4.
Stel de minimale waarde in op de graskranen
van de branders (zie paragraaf 9.1)
5.
Verwijder de op het typeplaatje aangebrachte
sticker en breng de nieuwe sticker aan,
waarop het gebruikte gas wordt weergegeven
(
positie 4
van het typeplaatje).
8.7.
Controle (onderhoudsmonteur)
Vóór de ingebruikname van het apparaat
controleer de installatie om elke individuele
component op de goede werking en eventuele
onregelmatigheden onderzoeken te beoordelen.
Om de
verwarmingsplaten
te controleren wordt
het aanbevolen de volgende controle uit te
voeren.
1.
Open de gaskraan en controleer de
luchtdichtheid van de verbindingen;
2.
Controleer de juiste aansteking en branding
van de gasbranders;
3.
Controleer en regel indien nodig de gasdruk en
het debiet bij minimum en maximum (zie
paragraaf 9.1);
4.
Controleer of het veiligheidsthermo-element
goed werkt;
5.
Controleer de gasaansluiting op lekken.
9.
INSTELLINGEN (onderhoudsmonteur)
Activeer alle aanwezige
veiligheidsvoorzieningen voordat je
het toestel begint in te stellen.
Let er vooral op de gaskraan te sluiten
en de toegang tot voorzieningen die,
als ze geactiveerd worden, onver-
wachte gevaren voor de veiligheid en
gezondheid van personen kunnen
betekenen, te verhinderen.
ID 12
ID 12