– trekken van bouillon;
– rood koken van stoofperen;
– bereiden van stoofvlees.
– doorkoken van gerechten als:
- aardappelen
- deegwaren
- peulvruchten
- pap;
– smoren van groenten.
– bakken van dikke pannekoeken;
– bakken van dikke, gepaneerd
vlees;
– gaar bakken van dun vlees;
– doorbraden van groot vlees;
– uitbakken van blokjes spek of
plakjes bacon;
– bakken van rauwe aardappelen.
– bakken van flensjes en dunne
pannekoeken;
– bakken van wentelteefjes;
– bakken van gepaneerde vis;
– bakken van dun, gepaneerd
vlees;
– ontdooien van harde groenten.
NB: het ontdooien van
groenten gaat het snelst in
kokend water in een passende
pan.
kooktabel
dagelijks
Maak de glasplaat na gebruik altijd schoon.
Gebruik hiervoor bijvoorbeeld een sopje van
een afwasmiddel.
Neem na het schoonmaken de glasplaat af met
schoon water.
Verwijder aangekoekte vlekken, metaal- en
kalkvlekken op de glasplaat met speciale
schoonmaakmiddelen zoals vernieuwde Jif,
Collo Luneta of Stahlfix. Gebruik een sopje van
een afwasmiddel voor reinigen van gelakte
delen (bedieningspaneel).
Maak de kookplaat
nooit
schoon met een
schuurmiddel.
Verwijder overgekookte voedselresten met een
glasschraper (zie illustratie).
let op
Gesmolten kunststof en suiker direkt (dus
terwijl het kookvlak nog warm is) verwijderen
met een glasschraper.
wekelijks
Speciale onderhoudsmiddelen voor ceramische
kookplaten, zoals Collo Profi of Cerafix, geven
de glasplaat een beschermende laag. Behandel
de glasplaat daarom elke week met een van
deze middelen.
Behandel de glasplaat ook met deze middelen
wanneer hardnekkige vlekken verwijderd zijn.
onderhoud
Stand
1
/
2
- 1
Stand
3
/
4
- 1
Stand 1 - 1
1
/
2
Stand 1
1
/
2
- 2
– aanbraden van vlees;
– bakken van platvis, dunne
moten of filet;
– bakken van gare
aardappelen;
– bereiden van glad gebonden
soepen/sauzen;
– bakken van omeletten;
– bakken van biefstuk (medium,
rozerood);
– frituren.
Zeer afhankelijk van de
temperatuur van de
gerechten en van de
hoeveelheid.
Kleine hoeveelheden geven
mooier resultaat dan (te)
grote hoeveelheden.
– snel aan de kook brengen
van gerechten;
– slinken van bladgroenten;
– blancheren van groenten;
– verhitten van olie, vet, boter
en margarine;
– bakken van biefstuk
(saignant, rood);
– onder druk brengen van de
snelkookpan;
NB: net voor het bereiden
van de gewenste druk
terugschakelen naar een
stand tussen
1
/
2
en 1.
– koken van glad gebonden
pudding en vla.
Stand 2 - 3
Stand 3