Instellingen en functies
57
4
Instellingen en functies
Alarm activeren/deactiveren
Draai de knop (3) om het alarm te activeren.
Links ’Off’ (uit) of rechts ’On’ (aan).
Volume instellen
Het alarm− en telefoonsignaal begint zacht en neemt langzaam
toe tot het maximum.
Draai de volumeknop (4) om het gewenste
volume in te stellen. Zet het volume eerst op
Zacht en verhoog het volume langzaam.
Langdurige blootstelling aan de maximale
geluidssterkte van het apparaat kan tot schade
aan het gehoor leiden.
Geluidssignaal selecteren
Selecteer door draaien van de knop (5) het
gewenste geluidssignaal.
Toonhoogte instellen
Selecteer door draaien van de knop (3) de
gewenste toonhoogte.
Dimmer instellen
ON OFF
DIMMER
Met de schuifknop (19) kunt u het display
dimmen. In de stand ’ON’ (aan) wordt de
helderheid automatisch aangepast. In de stand
’OFF’ (uit) is de automatische functie
uitgeschakeld.
Signaleringsperiode selecteren
1 2 1+2
1+2
Met de schuifknop (24) kunt u tussen de
ingestelde wekperioden kiezen. Van links naar
rechts zijn drie instellingen beschikbaar
(’Wekperiode 1’, ’Wekperiode 2’ of
’Wekperiode 1 + 2’).
Signalering selecteren
MODE
Met de schuifknop (16) stelt u het type
signalering in. Van links naar rechts zijn drie
instellingen beschikbaar (’Alleen vibratie’,
’Alleen geluidssignaal’ of ’Geluidssignaal
+ vibratie’)