– 42 –
– 43 –
gebruiken! De montageplek moet stabiel,
droog en vrij van vet, stof en loszittende
verfdeeltjes enz. zijn. Verwijder de infor-
matiesticker en de beschermfolie van het
gebruikte plakmateriaal, zoals getoond in
afbeelding 3 en druk de magneetplaat ca.
10 seconden stevig op de montagepositie.
Vervolgens kunt u het apparaat op de
magneetplaat (afb. 1, punt III.) plaatsen.
De uitein-
delijke sterkte van de lijmverbinding
wordt na ca. 72 uur bereikt.
BOREN
Boor op de gewenste plek met een
8 mm-boor een gat en steek de meegele-
verde plug daarin. Vervolgens dient u de
meegeleverde 5 mm-
schroef met verzonken kop door de
onderkant van de hieronder afgebeelde
magneetbasis (III) te steken en zodanig
aan te draaien, dat de kop in de magneet
verzinkt. Steek hiervoor de schroef in de
hiervoor bedoelde opening.
De schroef moet volledig in de daarvoor
bestemde ruimte van de
magneetverbinding (Afb. 4) gedraaid
worden om een veilige montage van het
apparaat te garanderen. Draai de schroef
niet te strak aan. De magneetplaat kan
anders vervormd worden.
WAAR MAG DE ROOKMELDER NIET GEPLAATST
WORDEN
• Buiten (uitsluitend geschikt voor gebruik
in gesloten ruimtes);
• In ruimtes waar het alarm kan afgaan
door storende factoren (stoom, condensa-
tie, ‘normale’ rook, damp, stof, vuil of vet;
• Naast ventilatoren of daarmee vergelijk-
bare openingen (tocht);
• In ruimtes waar de temperatuur kan
dalen tot onder 0° C of kan oplopen tot
boven 45° C.
Afb. 4
ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Rookmelders kunnen helpen om een
brand vroegtijdig te signaleren. Ze kunnen
vuur echter niet blussen of voorkomen,
net zo min als ze de brandweer kunnen
waarschuwen. Rookmelders produceren
een luid alarmsignaal wanneer er een
gevaarlijke situatie bestaat door de
aanwezigheid van brandbare gassen.
Ondanks het zorgvuldige productieproces
is het mogelijk, dat de rookmelder als
gevolg van een storing de onstane brand
niet of niet tijdig kan melden! U dient
daarom de gebruikelijke voorzorgsmaatre-
gelen in acht nemen bij het gebruik van
brandbaar materiaal en technische
apparaten of bij de aanwezigheid van
open vuur. Dit apparaat is een gesloten
systeem. Elke inbreuk op het apparaat,
van welke aard dan ook, heeft naast het
verlies van elke van toepassing zijnde
garantie ook tot gevolg, dat de rook-
melder niet meer volgens de voorschriften
gebruikt kan en mag worden! Probeer het
apparaat in geen geval te openen, u kunt
hierdoor mogelijk gewond raken.
Het is niet nodig en zelfs technisch onmo-
gelijk om de batterij te vervangen.
Bescherm het apparaat, in het bijzon-
der tijdens verbouwingen, maar zeker ook
in het algemeen tegen vocht, kou, hitte,
fijnstof, nicotine, vet- en verfdampen,
lijm en iedere andere vorm van
verontreiniging.
Tijdens verbouwingen of bouw- en
slijpwerkzaamheden kunt u de rookmel-
der het beste tijdelijk verwijderen door
hem met een korte ruk van de magneet
(III) los te maken en op een veilige plaats
te bewaren. Denk er wel aan om na
afloop van de werkzaamheden de rook-
melder weer via de magneetverbinding
(III) terug te plaatsen!
LET OP:
Uitsluitend wanneer de rookmelder zich
op de voorziene plek bevindt, schoon en
onbeschadigd is en aanstaat, kan hij zijn
eventueel levensreddende functie
uitoefenen.
CONTROLE EN ONDERHOUD
Deze rookmelder controleert zelfstandig
NL
RM23 NF_DEGBNLIT.indd 42-43
27.07.17 10:18