6 - NL
NL - 7
5 Installatie
1. Onderbreek de spanning naar de ventilatie-unit
voordat u begint met de installatie. Neem altijd de
plaatselijke veiligheidsvoorschriften in acht.
2. Monteer de ComfoConnect KNX C op de wand, bij
voorkeur dicht bij de ventilatie-unit.
3. Sluit de KNX aan volgens de +/- indicatie op de
behuizing.
4. Sluit de 4-draads ComfoNet kabel aan op een
van de ComfoNet connectoren volgens de
aangegeven kleuren. De ComfoNet kabel moet
voldoen aan de volgende eisen:
�
Maximumlengte: 50 m
�
Aantal draden: 2x2 (twisted pair);
�
Niet afgeschermd;
�
Kern: star (massief) draad voor
invoerelementen;
�
Kleuren: bijvoorkeur identiek aan connectoren;
�
Minimum ø: 0,2 mm2
�
Optimum: DIN VDE 0281: J-Y(St)Y 2x2x0,6;
�
Maximum ø: 1,5 mm2
5. Sluit eventueel een tweede ComfoNet kabel aan
op de andere ComfoNet connector om andere
ComfoNet toestellen in serie te schakelen.
6. Monteer de trekbelasting op de wand en gebruik
deze als kabelopening voor alle kabels van en
naar het apparaat. Dit voorkomt dat de kabels uit
het apparaat worden getrokken.
7. Sluit (een van) de ComfoNet kabel(s) aan op de
ventilatie- unit.
8. Schakel de stroom naar de KNX in, als deze nog
niet is ingeschakeld.
9. Zet de ventilatie-unit aan; deze levert op zijn beurt
stroom aan ComfoNet en het apparaat.
6 Inbedrijfstelling
1. Download en installeer ETS5 van www.knx.org.
2. Download de Zehnder KNX bibliotheek van de
website van uw land. Zie achterpagina.
3. Zet de ventilatie-unit verder in bedrijf zoals
omschreven in de handleiding.
4. Installeer het apparaat zoals beschreven in het
vorige hoofdstuk. Controleer of er stroom staat
op de ventilatie-unit (en daarmee op ComfoNet)
en of ComfoNet led brandt. De activity led moet
branden of zo nu en dan oplichten, maar mag
niet met de regelmaat van eenmaal per seconde
knipperen.
5. Bij de fabrieksinstellingen is geen rekening
gehouden met de configuratie van een KNX. Bij
de eerste configuratie bestaat er dus nog geen
KNX toesteladres of de configuratie voor een
groepsobject. Gebruik ETS5 om een KNX project
te definiëren. Zie de objectenlijst in het hoofdstuk
'Groepsobjecten' voor een beschrijving van de
interface van de unit. Kies of ...
a. …de ventilatie-unit volgens zijn eigen
schema moet lopen, en de KNX alleen
de status bewaakt (Auto mode, zie
hoofdstuk 'Groepsobjecten’). In dit geval
worden bijvoorbeeld de ventilatie- en
temperatuurinstellingen bepaald door de
ventilatie-unit Raadpleeg de handleiding van
de ventilatie-unit voor het instellen van dit
schema.
b. …de ventilatie-unit een slave is van de KNX, in
welk geval een KNX apparaat bijvoorbeeld de
ventilatie- en temperatuurinstellingen bepaalt
en communiceert naar de ventilatie/unit
(Manual mode). De interne tijdsinstelling van de
ventilatie-unit wordt uitgeschakeld.
De keuze hangt af van de manier waarop de
ventilatie-unit in de KNX set-up moet worden
geïntegreerd. Zie het hoofdstuk 'Auto mode' voor
de exacte verschillen tussen Auto en Manual
mode.
6. Download de applicatie, zoals gedefinieerd in
ETS, door op de prog.mode knop te drukken. Het
KNX lampje gaat langzaam knipperen. Tijdens
het downloaden knippert het KNX lampje snel.
Na het downloaden, of als opnieuw op de prog.
mode knop wordt gedrukt, verlaat het apparaat de
programmeermodus.
7. Controleer of de geconfigureerde KNX set-up juist
werkt.