45
Verander de instelling alleen wanneer er geen elektrische verbruikers zijn aangesloten! Verifieer eerst de
bedrijfsspanningen van de elektrische verbruikers!
d) Een elektrische verbruiker aansluiten
1. Zorg ervoor dat de elektrische verbruiker is uitgeschakeld.
2. Controleer of de juiste uitgangsspanning is ingesteld.
3. Sluit de pluspool (+) van de elektrische verbruiker aan op de rode schroefconnector “+”
(4)
en de minpool (-) van
de elektrische verbruiker op de zware schroefconnector “-”
(3)
.
4. U kunt 4-mm standaard connectoren gebruiken voor de aansluiting, maar deze moet tot stand worden gebracht via
20 A door middel van kroonstenen. (de jack-koppen kunnen alleen voor de SPS 1525/1540 PFC op de voorzijde
vast worden geschroefd!).
5. Voor de schakelvoeding SPS 1560 PFC kan tot 5 A worden aangesloten op de voorste veiligheid-jack-verbruiker
(automatische stroombegrenzing) en tot 60A aan de achterkant via hoogbelaste aansluitklemmen.
6. Het stroomverbruik van de aangesloten verbruikers wordt aangegeven op de stroomdisplay
(8)
.
Zorg ervoor dat de elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld wanneer u deze op de geschakelde voe-
dingsmodules aansluit. Er kunnen vonken worden gegenereerd wanneer u een ingeschakelde verbruiker
aansluit op de aansluitingen. Hierdoor kunnen zowel de kroonsteenconnectoren als de aangesloten kabels
beschadigd raken.
e) “SENSE”-functie (alleen SPS 1560 PFC)
De geschakelde voedingsmodule is voorzien van een automatische spanningsregeling voor de hoogbelaste uitgang.
Hiervoor worden twee afzonderlijke meetkabels parallel op de aansluitkabels aangesloten. De potentiaalval die op-
treedt op de aansluitkabels wordt op deze twee meetkabels gemeten. De geschakelde voedingsmdoule compenseert
voor deze potentiaalval, zodat de daadwerkelijk ingestelde spanning wacht op de elektrische verbruiker.
Maak de aansluiting als volgt:
1. Sluit de toevoerkabels altijd vanaf de voedingsmodule aan op de elektrische verbruiker. Let goed op de juiste polariteit.
2. Druk de oranje klem op de SENSE-achteraansluiting met een kleine schroevendraaier naar binnen en steek de
kabels in de groene klemopeningen. Controleer of ze er stevig zijn ingestoken.
3. Sluit nu de twee “SENSE”-kabels aan op de elektrische verbruiker en let daarbij op de juiste polariteit. De gelei-
derdoorsnede voor de “SENSE”-kabels moet minstens 22AWG (= 0,34 mm
2
) . zijn.
4. Maak de verbinding altijd in de omgekeerde volgorde los (als eerste de “SENSE”-kabels en daarna de aansluitkabels).
Zorg ervoor dat de SENSE-kabel zo dicht mogelijk bij het aansluitpunt van de elektrische verbruiker contact maakt.
Sluit de “SENSE”-kabels nooit kort.