47
Sluit de datalogger aan op de computer en laat de meetwaarden uitlezen. De meetkromme dient
3.
nu een constant geluidsniveau van 94 dBA aan te geven. Is dat niet het geval, dan dient het
meetinstrument te worden gekalibreerd.
Selecteer in de functiebalk „Instrument - Calibration Adjustment“.
4.
Wanneer de vooraf uitgelezen meetwaarde bijvoorbeeld op 94,5 dB lag, stel dan bij „Adjustment
5.
Value“ een waarde van -0,5 in om de afwijking te corrigeren.
Bevestig de kalibratie door op „OK“ te drukken.
6.
BATTERIJ PLAATSEN
12.
Open met een spits voorwerp (b.v. een kleine schroevendraaier etc.) de behuizing. Hef de
1.
behuizing in de richting van de pijl.
Neem de datalogger uit de behuizing.
2.
Draai de datalogger om en plaats de batterij met de juiste polariteit in het batterijvak. In het
3.
batterijvak kunt u de polariteitgegevens aflezen.
Schuif de datalogger terug in de behuizing tot deze vastklikt. De datalogger is gereed voor
4.
programmering.
Het vervangen van de batterij is noodzakelijk, zodra de rode en de groene LED in
•
een ritme van tien seconden knipperen.
De opgeslagen gegevens gaan bij het vervangen van de batterij of bij het uitvallen
•
tijdens de registratie niet verloren (max. 30 minuten).
De levensduur van de batterij bedraagt circa 200 uur.
•