• Na een succesvolle nulinstelling voert u de afzonderlijke
stroomgeleider, die moet worden gemeten, in de
stroomtang in. Plaats de stroomgeleider langs de
beide richtingslijnen aan het onderste uiteinde van de
u-vormige stroomtang.
• De gemeten wisselstroom wordt weergegeven op het
lcd-display.
• Overeenkomstig de inlegrichting wordt een positief of
negatief teken voor de weergavewaarde weergegeven.
Zodra bij het meten van gelijkstroom een minteken
"-" voor de gemeten waarde verschijnt, loopt
de stroom in tegengestelde richting (of is de
stroomtang omgedraaid).
• Meet geen stromen van meer dan 200 A. Bij het
overschrijden van het meetbereik (200 A) klinken
continu pieptonen.
• Verwijder na het afsluiten van de meting de stroomtang
van het meetobject en schakel het product uit.
108