c) Alarm
Het meetinstrument is met een alarmfunctie voor het over- en onderschrijden van instelbare
temperatuurwaarden uitgerust. Het alarm bestaat uit een signaaltoon en bovendien licht het
beeldscherm rood op.
Door deze functie is het meetinstrument goed inzetbaar bijv. om de temperatuur te controleren.
Het apparaat beschikt over twee instelbare temperatuurwaarden (bovenste en onderste
alarmwaarde). Het alarm wordt geactiveerd wanneer de onderste alarmwaarde onderschreden
of de bovenste alarmwaarde overschreden wordt.
De alarmwaardes kunnen onafhankelijk van elkaar worden ingesteld en geactiveerd. De
bovenste alarmgrenswaarde moet echter hoger zijn dan de onderste alarmgrenswaarde.
Voor het instellen en activeren van de bovenste alarmwaarde (H = High = hoog) gaat u als
volgt te werk:
• Houd de toets MODE ca. 1 seconde ingedrukt om in het instelmenu te komen.
• Druk op de toets MODE tot op het beeldscherm het alarmsymbool en de letter H voor de
bovenste grenswaarde knippert.
• Druk op toets ▲ of ▼ om de waarde te veranderen.
• Druk op de toets voor de achtergrondverlichting en de laser om het alarm te activeren (ON)
of uit te schakelen (OFF).
• Bevestig de invoer met de meettoets of druk op toets MODE om naar de volgende
instelmogelijkheid te gaan.
• Na het uitschakelen van het apparaat blijft de ingestelde waarde opgeslagen.
Voor het instellen en activeren van de onderste alarmwaarde (L = Low = laag) gaat u als volgt
te werk:
• Houd de toets MODE ca. 1 seconde ingedrukt om in het instelmenu te komen.
• Druk op de toets MODE tot op het beeldscherm het alarmsymbool en de letter L voor de
onderste grenswaarde knippert.
• Druk op toets ▲ of ▼ om de waarde te veranderen.
• Druk op de toets voor de achtergrondverlichting en de laser om het alarm te activeren (ON)
of uit te schakelen (OFF).
• Bevestig de invoer met de meettoets of druk op de toets MODE.
• Na het uitschakelen van het apparaat blijft de ingestelde waarde opgeslagen.
69