80
De volgende bedrijfstoestanden worden weergegeven:
Batterijspanning volstaat.
Batterijspanning volstaat.
Batterijspanning volstaat voor de meting.
Het is weldra nodig de batterijen te vervangen.
Batterijsymbool knippert:
Batterijen moeten onmiddellijk worden vervangen om
meetfouten te vermijden.
Om uit te schakelen houdt u de knop (7) ca. 2 seconden ingedrukt. Een geluids-
signaal bevestigt de invoer en de melding “OFF” verschijnt op het scherm. Het
meettoestel schakelt zichzelf daarna uit. Schakel het meettoestel altijd uit als u het
niet gebruikt.
Vóór ingebruikneming van het meettoestel, moeten de
meegeleverde batterijen worden geplaatst. Het plaatsen en
vervangen van de batterijen wordt in het hoofdstuk “Reiniging en
onderhoud” beschreven.
b) Stroommeting “A”
De max. toegestane spanning in het stroommeetcircuit tegen
aardpotentiaal mag 600 V in CAT III niet overschrijden.
Neem de nodige veiligheidsvoorschriften, voorschriften en
beschermingsmaatregelen in het belang van uw eigen veiligheid
in acht.
De stroommeting gebeurt contactloos via de opklapbare stroomtang (2). De sen-
soren in de stroomtang bepalen het magneetveld dat door stroomdoorvloeide
stroomleiders is omgeven. Een meting is zowel aan geïsoleerde als niet-geïsoleer-
de stroomleiders en stroomrails toegelaten. Let op dat de stroomleider altijd gecen-
treerd door de stroomtang verloopt en de tang altijd gesloten is.
De VC-340 maakt het mogelijk om het stroomtype automatisch in te stellen. Het
meettoestel herkent of het gaat om gelijk- of wisselstroom en kiest automatisch de
correcte meetfunctie. Deze functie is na het inschakelen altijd actief en kan indien
nodig ook naar manueel worden omgeschakeld.
Omvat met de stroomtang altijd slechts een stroomleider. Als heen- en
terugleider (vb. L en N of plus en min) worden bepaald, heffen de stromen
zich op en krijgt u geen meetresultaat. Als meerdere fasen bepaald worden
(vb. L1 en L2 of plusleiders 1 en 2), worden de stromen opgeteld.