NL - 10
Viscount
Chorale 1
Handleiding
mogelijk zijn (aangegeven door de LEDs van de
[TEMPERAMENT]
knop) en druk evenzo herhaald
op de
[TRANSPOSER]
knop om de gewenste modulatiediepte van de tremulant te kiezen. Ook hier
zijn zeven mogelijkheden, aangegeven door de LEDS van de Transposer.
Beoordeling van het effect op de tremulant is mogelijk door een register van Manuaal II in te
schakelen en daarna weer de knop van de Tremulant in te drukken. Op het toetsenbord kan nu het
register met het tremulanteffect worden gespeeld.
Noot: De tremulant is alleen werkzaam op de registers van Manuaal II.
4.3 GEHEUGENS
De Chorale 1 heeft 12 geheugens voor instelbare algemene combinaties (d.w.z. deze slaan de toestand
van de totale registerinstelling van de Chorale 1 op) om gemaakte registerconfiguraties te bewaren.
Deze zijn verdeeld in twee geheugenbanken (Bank A en Bank B) met ieder 6 geheugens.
Om een
GEHEUGEN
op te slaan, drukt u op
[SET]
samen met één van de geheugentoetsen (toetsen
[1]
tot
[6]
). Druk, zo nodig, eerst op de
[BANK]
toets om van geheugenbank te veranderen.
Om een
GEHEUGEN OP TE ROEPEN
drukt u op de gewenste toets (toetsen
[1]
tot
[6]
). Druk op de
[BANK]
toets om te schakelen tussen geheugens 1-6 van Bank A en geheugens 1-6 van Bank B.
Om een geheugen van de andere bank op te roepen dient u eerst op de
[BANK]
toets te drukken en
daarna op de gewenste geheugentoets.
Wanneer een geheugen geactiveerd is, bestaat de mogelijkheid om gelijktijdig alle registers uit te
schakelen (dit wordt doorgaans ‘Cancel’ genoemd). Dit gebeurt door de toets van het actieve geheugen
een paar seconden lang in gedrukt te houden. In deze situatie blijft het orgel doorgaan met het
versturen van MIDI boodschappen, waardoor het mogelijk is dat de Chorale 1 als een “mute keyboard”
(of Master Keyboard) te laten fungeren, die in staat is om, zonder zelf geluid voort te brengen, andere
keyboards, orgels en Sequencers aan te sturen. Het kan bij voorbeeld nuttig zijn om het instrument te
verbinden met een ander Viscount orgel of expander (zoals de CM100) om op deze instrumenten
muziek te maken. Om weer verder te spelen op de Chorale 1 drukt u weer op een geheugenknop of
schakelt u een of meer registers in.
4.4 SEQUENCEUR
De Chorale 1 heft een ingebouwde Sequencer waarmee opgenomen bespelingen (d.w.z. MIDI tracks
(sporen, kanalen) met de gespeelde noten met inbegrip van alle gemaakte registratieveranderingen
tijdens de opname) kunnen worden weergegeven. Voor het opnemen zijn twee tracks beschikbaar, die
kunnen worden gekozen door de
[TRACK]
toets in te drukken.
Voor het
OPNEMEN VAN EEN TRACK
dient u eerst een track voor opname te kiezen (de actieve
track wordt aangegeven door de LED van de betreffende
[TRACK]
toets), druk daarna op
[REC]
en
vervolgens op de
[START/STOP]
toets om de opname te starten. Aan het eind van de bespeling dient
de opname te worden gestopt door het opnieuw indrukken van
[START/STOP]
.
Bedenk dat aan het begin van de opname (door indrukken van de
[START/STOP]
toets) de actuele
registerconfiguratie (registratie) ook wordt opgeslagen in de gekozen Track. Wij raden u aan om eerst
te controleren of de ingestelde registratie ook inderdaad de gewenste is. Is dat niet het geval, dan
activeert u, na het indrukken van de
[REC]
toets, eerst de gewenste registers en start vervolgens de
opname door het indrukken van de
[START/STOP]
toets.
Noot: het is ook mogelijk de opname te starten door te beginnen met de bespeling van het instrument.