PROCD3000
9
VELLEMAN
19.
PROGRAM knop
Programmeer het gewenste nummer. Druk in de STOP mode op de PROG knop en u komt in de MEMORY
mode. Selecteer het gewenste nummer met behulp van de selectieknoppen en druk opnieuw op de PROG knop
om te bevestigen. U kan tot 28 nummers programmeren. De PROG LED brandt tijdens het afspelen van de
geprogrammeerde nummers.
20.
BPM knop
Druk op deze knop om de BPM-waarde (beats per minuut) te lezen.
21.
CIJFERTOETSEN (0~9)
Selecteer het te spelen nummer.
22.
AANSLUITPOORTEN
8-pin aansluiting van het bedieningstoestel met het hoofdtoestel.
23.
SLEEP
Het toestel schakelt automatisch uit na 30 minuten.
5. Aansluiting
Koppel de aansluitingskabels aan de lijnuitgangen van de mengtafel. De aansluitingkabels en de kabel voor de
afstandsbediening zijn meegeleverd. Gebruik enkel de meegeleverde kabels om beschadiging aan het toestel te
vermijden.
6. De CUE gebruiken (met PLAY / PAUSE)
1.
In PAUSE mode, druk op CUE om een welbepaald geheugenpunt in te stellen. We noemen dit punt de CUE
POINT.
2.
In PLAY mode, druk op CUE om terug te keren naar het CUE POINT en om in PAUSE te blijven.
3.
Druk op PLAY om de Cd af te spelen.
7. De A en B/LOOP gebruiken
1.
In de PLAY mode, stel een punt A in door op de A knop te drukken (zonder onderbrekingen).
2.
Druk op B/LOOP om het eindpunt van de loop in het geheugen te plaatsen. Dit is het punt B. LOOP verschijnt op
het scherm. De speler keert automatische terug naar punt A en vormt een lus tussen A en B.
3.
Tijdens de loop tussen A en B, druk op B/LOOP om de loop te verlaten. LOOP verschijnt op het scherm.
4.
Druk op RELOOP om naar de loop terug te keren.
5.
U kan in de PAUSE mode punt A en punt B veranderen door op de A & B/LOOP knop te drukken.
6.
Wijzig het startpunt door op de A knop te drukken in de PAUSE mode tijdens de LOOP functie.
7.
Om punt B niet te wissen, moet het interval tussen A en B meer dan 20 frames bedragen.
8. Reiniging en onderhoud
1. Alle gebruikte schroeven moeten goed zijn aangespannen en mogen geen sporen van roest vertonen.
2. De behuizing, de lenzen, de montagebeugels en de montageplaats (bvb. het plafond of het gebinte) mogen niet
vervormd zijn of aangepast worden (geen extra gaten in montagebeugels, aansluitingen niet verplaatsen etc.)
3. De voedingskabels mogen niet beschadigd zijn. Laat het toestel onderhouden door een geschoolde technicus.
4. Ontkoppel het toestel van het lichtnet voor u aan onderhoudswerkzaamheden begint.
5. Maak het toestel geregeld schoon met een vochtige, niet pluizende doek. Gebruik geen alcohol of solvent.
6. De gebruiker mag geen onderdelen vervangen.
7. Bestel eventuele reserveonderdelen bij uw dealer.