24 / 36
P/N 146552999-1 (ML) • REV D • ISS 23MAY12
•
Metalen oppervlakken die de radargolven reflecteren
•
Beweging van water door plastic buizen in het detectieveld
of direct achter de detector
•
Bewegende of trillende voorwerpen, zoals ventilatoren,
verwarmingen of air-co's
Wij adviseren om regelmatig een looptest van de detector uit te
voeren en het resultaat op het controlepaneel te verifiëren.
Ga als volgt te werk om de detector te installeren:
1. Neem het afdekplaatje uit (zie afbeelding 2, item 1 en 2).
2. Maak de detector voorzichtig open met een
schroevendraaier (zie afbeelding 2, items 2 en 3).
Let op:
Raak de pyro-elektrische sensor niet aan
(afbeelding 6).
3. Verwijder de schroef uit het deksel (afbeelding 4, item 2).
4. Monteer de achterkant tegen de muur tussen 1,8 m en
3,0 m vanaf de vloer.
Opmerking:
Voor INCERT installaties, montage hoogte
moet tussen de 2,0 tot 3,0 m (6,6 aan 9,8 ft.) zijn.
Zie afbeelding 4.
- Voor vlakke montage, gebruik ten minste twee
schroeven (DIN 7998) in posities A.
- Gebruik voor hoekmontage schroeven in positie B of C.
- Als u de afneembeveiliging ST400 wilt installeren,
gebruikt u montageposities A of B. De ST400-
montagepositie wordt weergegeven als item 3 in
afbeelding 4. Open de opening in de achterkant
(afbeelding 5, item 2).
5. Sluit de bedrading van de detector aan (zie afbeeldingen 4
en 12). Gebruik de kabelopeningen (afbeelding 5, item 1)
en kabelgoot (afbeelding 5, item 3) in de achterkant.
6. Selecteer de gewenste jumper- en DIP-switchinstellingen
(zie “De detector instellen” hieronder voor meer informatie.
7. Verwijder de maskers en voeg de stickers toe, indien
nodig. Zie “Het detectie patroon configureren” op pagina
25 voor meer details.
8. Gebruik voor plafondmontagetoepassingen de SB01-
montagebeugel. SB01-montageposities worden
weergegeven als item 1 in afbeelding 4.
9. Sluit de voorkant, plaats de schroef in de behuizing en
plaats het afdekplaatje.
Aansluitingen
Zie afbeelding 12.
Tabel 1: Detectoraansluitingen
Aansluiting Label
Verklaring
1, 2
GND,
+12V
Voedingsaansluiting (9 t/m 15 V
,
12 V
nominaal)
3, 4
ALARM
Alarmrelaisuitgang (33
Ω
). Gebruik
jumper JA om de ingebouwde EOL-
weerstand in serie te plaatsen met het
relais. Zie “Jumpers” hieronder.
5, 6
TAMPER
Sabotagerelaisuitgang (0
Ω
). Gebruik
jumper JT om de ingebouwde EOL-
weerstand in serie te plaatsen met de
schakelaar. Zie “Jumpers” hieronder.
Aansluiting Label
Verklaring
7
Looptest
Met deze ingang wordt de LED (looptest
aan/uit) in- en uitgeschakeld. De
looptestmodus kan alleen worden
geactiveerd wanneer de detector zich in
de dagmodus bevindt (pin 8). Actieve
hoge of lage wordt bepaald door SW1-3
(zie “SW1-3: Polarity (Polariteit)” op
pagina 25).
8
Dag/nacht Met deze ingang wordt de detector
overgeschakeld in dag- (geheugen wordt
op de LED-indicator getoond) of
nachtmodus (alarmgeheugen wordt
geactiveerd en eerder opgeslagen
alarmen worden gewist). Actieve hoge of
lage wordt bepaald door SW1-3 (zie
“SW1-3: Polarity (Polariteit)” op pagina
25).
Opmerkingen
•
Ingangen 7 en 8 kunnen alleen worden gebruikt wanneer
SW1-5 is ingesteld op Extern aan. Zie “SW1-5: Externe
functionaliteit” op pagina 25.
•
De LED is alleen ingeschakeld wanneer SW1-6 is
ingesteld op LED aan.
In afbeelding 10 wordt uitgelegd hoe u een enkele ingang met
meerdere weerstanden kunt instellen.
Verklaring afbeelding 10
(1) Alarmrelais
(2) Alarmingang
centrale
(3) Sabotageswitchuitgang
Ra Alarm
EOL-weerstand
Rt Sabotage
EOL-weerstand
De detector instellen
Zie afbeelding 13 voor locaties van jumpers en DIP-switches.
Jumpers
Met de jumpers stelt u de ingebouwde EOL-mode en waarde
in. Het circuit wordt weergegeven in afbeelding 10.
JA: Ingebouwde alarm EOL-weerstand (Ra) instellen
1 k
Ω
2,2 k
Ω
4,7 k
Ω
(fabrieksstandaard)
5,6 k
Ω
Off (Uit): Geen ingebouwde alarm EOL.
JT: Ingebouwde sabotage EOL-weerstand (Rt) instellen
1 k
Ω
2,2 k
Ω
4,7 k
Ω
(fabrieksstandaard)
5,6 k
Ω
Off (Uit): Geen ingebouwde sabotage EOL.