• Beweeg de lasermeter en leidingzoeker verder in dezelfde richting. Als het
instrument het midden van het gevonden object weer verlaat, worden de
signaalbalken (zoals afb. 7 toont) weer minder. Beweeg de lasermeter en
leidingzoeker zo ver, tot er geen signaal meer aanwezig is. Het lcd-display (10)
toont nu een beeld zoals in afb. 6. Het detectieproces is afgesloten.
Herhaal deze procedure meerdere keren in verschillende richtingen (links
naar rechts of omgekeerd) om de nauwkeurigheid van de plaatsbepaling
te verbeteren. Als de lasermeter en leidingzoeker zich boven het midden
van het gedetecteerde object (in een rechte hoek ten opzichte van het
apparaat) bevindt, wordt op het lcd-display het symbool “Centre” boven
de balk van de signaalsterkte weergegeven.
• Markeer het gevonden middelpunt van het object op een geschikte manier om
het later gemakkelijk terug te vinden.
8
Betekenis van de detectiesymbolen
Centre
A
B
D
C
A Het symbool "Centre" geeft aan dat de lasermeter en leidingzoeker de
maximale signaalsterkte heeft gevonden. Het gedetecteerde object bevindt
zich dan in de nabije omgeving direct in midden onder de detector.
B Dit symbool geeft de huidige detectiediepte numeriek in mm aan.
123