4.1
/ Installatie van de overvulbeveiliging
BELANGRIJK:
Bescherm overvulbeveiliging tijdens de installatie
tegen vuil, zoals zand!
1
:
Het is raadzaam de beveiliging evenwijdig met de lengteas van het reservoir te plaatsen.
2
:
Monteer de overvulbeveiliging in de leiding onder de het mangatdeksel, zodanig dat de vlotter zich onder de
tester bevind.
Er moet een minimale afstand van 50 mm in acht genomen worden tussen de bovenkant van
de
overvulbeveiliging
en de bovenzijde van
de tank.
(Figuur 2)
3
:
De leiding (positie 2/Figuur 1) aansluiten op de
overvulbeveiliging:
-
de afstand X meten tussen de
mangatflens (positie
1/Figuur 1) en de onderkant van
de tank.
-
de leiding verkorten,
zodat
er 70 mm ruimte blijft tussen de onderkant van de leiding en de onderkant van
de tank.
4
: Om
in overeenstemming te blijven met de eisen ten aanzien van potentiaalvereffening, na de
montage van de overvulbeveiliging in de tank, dient men zich te vergewissen dat de er voldoende
potentiaalvereffening mogelijk is, tussen de leidingaansluiting in het mangat en de leiding onder de
overvulbeveiliging.
Er moet een elektrische continuïteitstest worden uitgevoerd.
5
:
Na
montage van de vulleiding het deksel van het mangat terugleggen en controleren of de vlotter vrij kan
bewegen en niet belemmerd wordt door inwendige leidingen.
6
:
Controleer
de diameter van tankontluchting. Deze moet minimaal gelijk zijn aan een vierde van de
diameter van de vulleiding, of moet in overeenstemming zijn met lokale installatievoorschriften.
7
:
Monteer het identificatieplaatje op de vulleiding.
Figuur 1
Figuur 2
Let op: Voer geen druktesten uit met een in de tank geïnstalleerde overvulbeveiliging, lager dan -30 kPa of hoger
dan +100 kPa, om mogelijke schade aan de overvulbeveiliging te voorkomen.
IV) INSTALLATIE
2
1
50 mm
Float
Spacer No 2
Top of manhole
Release valve
NIVEAU Lmax
Counterweights
NIVEAU L1
Rest position
Spacer No 1
26/40