41
b) Instelling van de telescoopverlenging
De gebruiker kan de lengte van het telescopische verlengstuk op de elngte van de
persoon instellen. Stel de lengte zo in dat u de zoeksonde (10) comfortabel op een
lage hoogte (ca. 3 - 5 cm) boven de ondergrond kunt bewegen, zonder te bukken of
op een andere manier de rug te moeten buigen. Let bij de metaaldetectie altijd op een
rechte, goed uitgebalanceerde lichaamshouding. De afbeelding links is schematisch.
Om de lengte aan te passen, gaat u als volgt te werk:
• Draai de verbindingsmof (7) met de klok mee om hem los te maken.
• Trek de onderste telescoopbuis (8) zover als nodig naar buiten. De lengte dient zo
te zijn dat u bij de metaaldetectie op de juiste hoogte parallel over de grond kunt
bewegen.
• Draai de verbindingsmof (7) tegen de klok in om hem weer te bevestigen en de
ingestelde lengte te fixeren.
• Test uw instelling en herhaal de instelprocedure eventueel nogmaals, tot u een aangename vasthoud- en
geleidingspositie van de metaaldetector heeft gevonden.
Schroef de schroefdraad voor de instelling indien mogelijk niet helemaal uit elkaar. Verdraai het inwendig
gemonteerde kabel niet en trek er niet aan.
• Draai vervolgens de kartelmoeren aan de draaikoppeling (9) los.
• Stel de horizontale positie van de zoeksonde (10) zo in dat deze altijd parallel ten opzichte van de ondergrond kan
worden geleid. Draai de kartelmoeren lichtjes met de hand vast. De zoeksonde (10) moet nog beweegbaar zijn,
mag ook na meerdere vergeefse pogingen niet onmiddellijk wegglijden.
• Draai ten slotte de kartelmoeren van de draaikoppeling (9) na succesvolle instelling voldoende vast, zodat de
positie van de zoeksonde (10) tijdens de metaaldetectie niet zomaar veranderd.
9. Bediening
a) Aan-/uitschakelen
• Schuif de aan-/uitschakelaar (2) op “ON” om de metaaldetector aan te zetten. De led-indicator (4) begint te branden.
• Schuif de aan-/uitschakelaar (2) op “OFF” om de metaaldetector uit te zetten.