96
10. Rijregelaar programmeren
a) Programmeren van volgas- en neutrale stand
Om de volgasinstelling voor vooruit/achteruitrijden en de neutrale stand te programmeren, gaat u als volgt te werk:
• Schakel de zender in en laat de gas/remhendel in de neutrale stand staan. Zet de trimming voor de rijfunctie in de
middelste stand. Stel de Reverse-schakelaar voor de rijfunctie op „Reverse“ in.
• Houd de set-uptoets ingedrukt en schakel de rijregelaar in. Houd de Setup-toets net zolang ingedrukt (ongeveer 4
seconden) tot alleen de oranje LED brandt. Laat nu dan de setup-toets weer los.
• Beweeg de gas-/remhendel naar de volgasstand voor het vooruitrijden (gas-/remhendel helemaal naar de greep
toe trekken) en houd deze daar vast.
De rode LED knippert gedurende ongeveer 2-3 seconden en licht dan voortdurend op. De motor geeft één
geluidssignaal. De volgaspositie voor het vooruit rijden is opgeslagen.
Het piepsignaal wordt door het kort aanjagen van de Brushless motor veroorzaakt. Afhankelijk van de
motor is het piepsignaal weliswaar heel zacht of niet hoorbaar voor u. Let dan op de melding van de LED’s
op de rijregelaar.
• Beweeg de gas-/remhendel naar de volgasstand voor het achteruitrijden (gas-/remhendel helemaal van de greep
wegschuiven) en houd deze daar vast.
De oranje LED knippert gedurende 2-3 seconden en licht dan permanent op; de motor geeft twee piepsignalen
weer. De volgaspositie voor het achteruit rijden is opgeslagen.
• Laat nu de gas-/remhendel los zodat deze in de neutraalstand staat.
De rode LED en de oranje LED knipperen gelijktijdig voor ongeveer 2-3 seconden en doven daarna uit. De motor
geeft drie geluidssignalen. De neutraalstand is opgeslagen.
• Schakel de rijregelaar uit; het programmeren is daarmee voltooid en opgeslagen.
• Wanneer u nu de rijregelaar inschakelt, is de rijregelaar met de hierboven uitgevoerde instellingen bedrijfsklaar.
b) Programmeren van de speciale functies
De rijregelaar is met de voor het voertuig ideale instellingen door de fabrikant voorgeprogrammeerd (bijvoorbeeld
motortiming, startmodus, etc.). Deze programmering kan aan de hand van een als toebehoren verkrijgbare
programmeerkaart worden gewijzigd.
De programmeerkaart is niet bij de levering inbegrepen en dient afzonderlijk te worden besteld. Alle speciale
functies en hun programmering zijn in de gebruiksaanwijzing voor de programmeerkaart beschreven.
9
7. Akkus laden
a) Fahrakkus für Fahrzeug laden
• Das Fahrzeug benötigt entweder einen 4zelligen LiPo-Akku oder zwei baugleiche 2zellige LiPo-Akkus (siehe „Tech-
nische Daten“ am Ende der Anleitung). Beim Einsatz von zwei 2zelligen LiPo-Akkus ist der beiliegende Y-Adapter
zu verwenden.
• Im Lieferumfang des Fahrzeugs ist kein Fahrakku enthalten, dieser muss getrennt erworben werden. Somit haben
Sie selbst die Wahl, ob Sie für das Fahrzeug günstige Einsteiger-Akkus oder hochwertige Profi-Akkus mit großer
Kapazität verwenden wollen.
• Die Fahrakkus sind bei Lieferung in der Regel leer und müssen aufgeladen werden.
• Bevor ein Fahrakku seine maximale Leistung bringt, sind mehrere vollständige Entlade- und Ladezyklen erforder-
lich.
• Hochwertigere Fahrakkus haben nicht nur eine höhere Kapazität, so dass Sie länger mit dem Modellfahrzeug fah-
ren können, sondern auch eine höhere Ausgangsspannung bei Belastung. Somit steht für den Motor mehr Leistung
zur Verfügung, was sich in einer besseren Beschleunigung und einer höheren Geschwindigkeit zeigt.
• Wenn Sie mehrere Fahrakkus oder Akkus verwenden, kann sich die Anschaffung eines hochwertigen Ladegeräts
lohnen. Dieses bietet normalerweise auch eine Schnellladung für Akkus an.
• Akkus erwärmen sich beim Laden oder Entladen (beim Fahren des Fahrzeugs). Laden Sie Akkus erst dann, wenn
sich diese auf Zimmertemperatur abgekühlt haben. Gleiches gilt nach dem Ladevorgang; benutzen Sie den Akku im
Fahrzeug erst dann, wenn sich der Akku nach dem Ladevorgang vollständig abgekühlt hat.
b) Akkus im Sender laden
Möglicherweise verfügt der mitgelieferte Sender nicht über eine Ladebuchse; beachten Sie die mitgelie-
ferte Bedienungsanleitung für den Sender. Entnehmen Sie in diesem Fall die eingelegten Akkus und
laden Sie sie extern auf.
Falls der Sender über eine Ladebuchse verfügt, so ist vor dem Anschluss eines Ladegeräts an die Lade-
buchse des Senders zu überprüfen, ob auch wirklich Akkus eingelegt sind. Beim Laden von nicht
wiederaufladbaren Batterien besteht Brand- und Explosionsgefahr!
• Wir empfehlen Ihnen, die Akkus nicht direkt im Sender zu laden, sondern außerhalb des Senders (mit einem hoch-
wertigen Ladegerät für Einzelzellen).
• Akkus im Sender dürfen nicht mit einem Schnellladeverfahren geladen werden, da hierbei der Sender beschädigt
wird, außerdem können sich die Zellen im Sender zu stark erwärmen. Beachten Sie für den maximal zulässigen
Ladestrom die Angaben auf dem Sender bzw. in der Bedienungsanleitung der Fernsteueranlage.
• Verwenden Sie nur ein Ladegerät, das für die jeweilige Zellenzahl im Sender und den entsprechenden Akkutyp
ausgelegt ist.
