68
Weergegeven wanneer de functie TURBO wordt geactiveerd.
Weergave auto zwenken horizontale lamellen.
Weergave auto zwenken verticale lamellen (sommige modellen).
Aanduiding ventilatorsnelheid
Hoge snelheid
Gemiddelde snelheid
Lage snelheid
GEEN weergave: Automatische ventilatorsnelheid
LET OP: Alle indicatoren die op de afbeelding worden weergegeven, zijn bedoeld als verduidelijking.
Maar als de airconditioner daadwerkelijk aan staat, worden alleen de desbetreffende functiesymbolen in
het displayvenster weergegeven.
E
GEBRUIK VAN DE BASISFUNCTIES
Basisbediening
LET OP! Zorg ervoor dat de unit is aangesloten op de netvoeding, voordat u hem in gebruik neemt.
TEMPERATUUR INSTELLEN
De bedrijfstemperatuur voor de units ligt tussen 16-30°C (60-86°F)/20-28°C(68-82°F). U kunt de ingestelde
temperatuur in intervallen van 1°C (1°F) verhogen.
AUTO-MODUS
In de modus AUTO selecteert de unit automatisch de modus KOELEN,
VENTILEREN of VERWARMEN, afhankelijk van de ingestelde tempera-
tuur.
1. Druk op de MODE knop om AUTO te selecteren.
2. Stel de gewenste temperatuur in met de TEMP
of TEMP
knop.
3. Druk op de ON/OFF knop om het apparaat te starten.
OPMERKING: De VENTILATORSNELHEID kan niet worden ingesteld in
de AUTO-modus.
KOELMODUS
1. Druk op de MODE knop om de KOELEN modus te selecteren.
2. Stel de gewenste temperatuur in met de knop TEMP
of TEMP
.
3. Druk op de FAN knop om de ventilatorsnelheid te selecteren: AUTO,
LAAG, MEDIUM of HOOG.
4. Druk op de ON/OFF knop om het apparaat te starten.
1