59
Instructies voor de installatie
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.
•
Lees deze handleiding aandachtig door. Hierin vindt
u belangrijke informatie over de veiligheid bij de
installatie, het gebruik en het onderhoud van het
apparaat.
•
De installatie, aanpassing aan een ander
gastype en het onderhoud van het apparaat
moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd
personeel dat hiertoe geautoriseerd is door de
fabrikant, in overeenstemming met de geldende
veiligheidsvoorschriften en de instructies in deze
handleiding.
•
Stel het model van het apparaat vast. Het model staat
aangegeven op de verpakking en op het typeplaatje
van het apparaat.
•
Installeer het apparaat alleen in vertrekken met
voldoende ventilatie.
•
Dek de luchtinlaat- en uitlaatopeningen van het
apparaat niet af.
•
Maak de onderdelen van het apparaat niet onklaar.
6. TOEPASSELIJKE NORMEN EN WETTEN
Installeer het apparaat overeenkomstig de geldende
veiligheidsnormen.
Installeer het apparaat overeenkomstig de geldende
voorschriften.
7. VERPLAATSEN
De waarschuwingsmarkeringen op de verpakking geven de
voorschriften aan die in acht moeten worden genomen
om te garanderen dat het apparaat tijdens de verplaatsing
niet beschadigd wordt.Het apparaat mag uitsluitendmet
geschikte middelen worden verplaatst. Bij gebruik van
hefsystemen, zoals vorkheftrucks en dergelijke toestellen,
moet worden gecontroleerd of het apparaat een stabiel
evenwicht heeft.
8. UITPAKKEN
Controleer de conditie van de verpakking. Als deze
zichtbaar beschadigd is, moet de expediteur worden
gevraagd om een inspectie van de goederen.
•
Verwijder de verpakking.
•
Verwijder de beschermfolie van de binnen- en
buitenpanelen. Eventuele lijm die hierop achterblijft
kunt u verwijderen met een geschikt oplosmiddel.
9. PLAATSING
•
De totale afmetingen van het apparaat en de
positie van de aansluitingen worden gegeven in het
installatieschema aan het begin van deze handleiding.
•
Het apparaat kan afzonderlijk of in combinatie met
andere apparaten uit de dezelfde productenreeks
worden geïnstalleerd.
•
Het apparaat is niet geschikt voor inbouw.
•
Plaats het apparaat op een afstand van minstens 10
cm tot aangrenzende wanden. Deze afstand mag
kleiner zijn als de wanden niet brandbaar zijn of een
hitte-isolatie hebben.
MONTAGE VAN HET APPARAAT OP DE BASIS
Volg de instructies die worden gegeven bij het gebruikte
type ondersteuning.
VERBINDING VAN APPARATEN
•
Plaats de apparaten naast elkaar en stel de
bovenbladen op dezelfde hoogte af.
•
Verbind de apparaten met speciale naadafdekkingen
die op aanvraag worden geleverd.
11. AANSLUITINGEN
De positie en de afmeting van de aansluitingen worden
vermeld in het installatieschema aan het begin van deze
handleiding.
AANSLUITING OP HET ELEKTRICITEITSNET
Controleer of het apparaat geschikt is om te werken met de
spanning en de frequentie waarmee het zal worden gevoed.
Controleer dit aan de hand van de gegevens van het
typeplaatje van het apparaat.
Als het symbool
is gebruikt, betekent dit het volgende:
LET OP GEVAARLIJKE SPANNING.
•
Installeer vóór het apparaat, op een
gemakkelijk toegankelijke plek, een meerpolige
scheidingsschakelaar met een geschikt vermogen
die een volledige scheiding van het voedingsnet
garandeert, met een afstand tussen de contacten
die een complete loskoppeling mogelijk maakt in
de condities van de overspanningscategorie III,
in overeenstemming met de installatieregels. De
maximaal toelaatbare lekstroom is 1mA/kW.
•
Gebruik voor de aansluiting een rubberen flexibele
kabel met oliebestendige kabelmantel van het type
H05RN-F of H07RN-F. Zie voor de doorsnede van de
kabel de tabel met de technische gegevens.
•
Sluit de voedingskabel aan op het klemmenbord, zoals
aangegeven in het schakelschema dat bij het apparaat
geleverd is.
•
Zet de voedingskabel vast met de kabelklem.
•
Bescherm de voedingskabel buiten het apparaat met
een buis van metaal of hard plastic.
•
Als de voedingskabel beschadigd is, moet deze door de
fabrikant of door een erkend technisch servicecentrum
worden vervangen of in elk geval door een persoon
met een vergelijkbare kwalificatie, zodat elk risico wordt
vermeden.
AARDING EN EQUIPOTENTIAALVERBINDING
Verbind elektrische apparaten met een deugdelijke
aardingsleiding.
Sluit de aardgeleider aan op de klem met het symbool
dat naast het ingangsklemmenbord van de lijn zit.
Verbind de metalen structuur van het elektrische apparaat
met een equipotentiaalverbinding. Sluit de geleider aan op
de klem met het symbool
die op de buitenkant van de
bodem zit.
Dit symbool duidt erop dat het apparaat moet worden
opgenomen in een potentiaalvereffeningssysteem dat
Содержание 74EBMT
Страница 64: ...64...