in de middelste positie om onopzettelijk
starten van de machine te vermijden.
Met de instelling van het draaimoment (3)
kan u het draaimoment kiezen dat voor het
respectievelijke werkstuk geschikt is.
WAARSCHUWING! De instelling van het
draaimoment mag enkel bediend worden
wanneer de accuboormachine niet draait;
anders kan deze beschadigd worden.
Om de accuboormachine op het laagst
mogelijke draaimoment te zetten, draait u
de instelling van het draaimoment (3) totdat
de kleine pijl naar de behuizing van de
accuboormachine op symbool “1” van de
instelling van het draaimoment (3) wijst.
In deze positie glijdt de
draaimomentkoppeling al bij de minste
belasting van de boorhouder.
Hoe hoger het door de pijl aangewezen
cijfer van de instelling van het draaimoment
(3), hoe groter het maximale draaimoment
waar mee gewerkt kan worden vooraleer de
draaimomentkoppeling glijdt.
Om het hoogst mogelijke draaimoment
in te stellen, draait u de instelling van het
draaimoment (3) totdat de pijl naar het
boorsymbool wijst. In deze positie glijdt de
draaimomentkoppeling niet.
Kies voor het in- en uitdraaien van schroeven
een laag draaimoment om schade aan het
werkstuk (vooral bij houten werkstukken) of
aan de schroef te vermijden.
Kies voor boorwerken een hoger
draaimoment.
Voer eerst een test uit op een voorwerp
dat niet het eigenlijke werkstuk is en stel
het nodige draaimoment in voor u met het
eigenlijke werk begint.
Gebruik enkel werktuigbits die veilig in de
snelspanboorhouder gespannen kunnen
worden en waarvoor de accuboormachine
ontworpen is. Hiertoe horen boren met
ronde schacht tot 10 mm diameter en
boor- en schroevendraaierbits met ¼”
buitenzeskantschacht.
1. Boren
Controleer vooraleer u de accuboormachine
aanzet of de boor correct geplaatst
en vastgespannen is. Gebruik correct
gescherpte boren. Gebruik enkel boren die
niet te veel versleten zijn. Kies aan het begin
van elke boorprocedure een laag toerental.
Boor grotere boringen eerst met een kleine
boor en boor dan de kleine boringen met
een grotere boor.
Gebruik altijd een boor die geschikt is voor
het respectievelijke materiaal. De boren
die in de leveromvang inbegrepen zijn,
zijn geschikt voor het boren in metaal en
kunststof.
2.Boren in hout
Gebruik voor het boren in hout een houtboor.
Bevestig het werkstuk in een geschikte
houder. Markeer de posities van de te boren
gaten met een scherp werktuig of een nagel.
Oefen bij het boren geen overdreven druk uit
op het werkstuk.
3. Boren in metaal
Gebruik voor boringen in metaal een
staalboor. Zorg met een geschikt, niet-
ontvlambaar koelmiddel altijd voor voldoende
koeling. Bevestig het werkstuk in een
geschikte houder. Het werkstuk moet plat
op de werkbank liggen. Markeer de posities
van de te boren gaten met een centerpons.
Oefen bij het boren geen overdrevendruk uit
op het werkstuk. Laat de accuboormachine
met een middelmatig toerental draaien.
NL
NL
Belangrijk!
Kies bij het begin van de
boorprocedure een laag toerental om te
vermijden dat de boring verloopt. Wanneer
het boorgat te diep is, kan de boor in het
boorgat vastklemmen. In dit geval kan
een hoog draaimoment de boor of de
accuboormachine beschadigen. Wanneer de
boor vastklemt, houdt u de accuboormachine
vast en laat de aan/uit-drukschakelaar (8)
onmiddellijk los. Schakel om naar draaiing
tegen de wijzers van de klok en kies een
lage snelheid om de vastgeklemde boor
makkelijker te kunnen losdraaien.
4. Boren in kunststof
Gebruik voor boringen in kunststof een
staalboor en volg dezelfde aanwijzingen op
als die voor het boren in hout.
5. Gebruik van de accuboormachine als
schroevendraaier
Controleer voor het gebruik van de machine
of het schroevendraaierbit correct geplaatst
is. Vermijd overdreven vastdraaien van
schroeven; anders kan de schroefkop of de
schroefdraad beschadigd worden.
Gebruik enkel schroevendraaierbits die
geschikt zijn voor het respectievelijke
schroeftype om schade aan de schroeven
en de schroevendraaierbits te vermijden.
6. Schroeven vastdraaien
Zet de draairichting van de accuboormachine
op draaiing met de wijzers van de klok. Zet
het schroevendraaierbit in de gleuf op de
schroefkop. Houd het schroevendraaierbit
vertikaal tegen de schroefkop; anders kan
de schroef of de schroefkop beschadigd
worden. Druk het schroevendraaierbit
tijdens het vastdraaien met constante
druk tegen de schroef. Zodra de schroef
volledig vastgedraaid is, houdt u de
accuboormachine vast en laat de aan/
uit-drukschakelaar (8) los; anders kan
de schroef of de schroefkop beschadigd
worden. Wanneer de aan/uit-drukschakelaar
(8) niet onmiddellijk losgelaten wordt,
kan een te hoog draaimoment het
schroevendraaierbit of de accuboormachine
beschadigen.
7. Schroeven losdraaien
Zet de draairichting van de accuboormachine
op draaiing tegen de wijzers van de klok. Zet
het schroevendraaierbit in de gleuf op de
schroefkop. Houd het schroevendraaierbit
vertikaal tegen de schroefkop; anders kan
de schroef of de schroefkop beschadigd
worden. Druk het schroevendraaierbit tijdens
het losdraaien met constante druk tegen de
schroef.
66
65
5
Instelling draaimoment
6
Verwendungsmöglichkeiten
Содержание PA-144BS
Страница 3: ......