26
Controleer of de telescoop net zo is opgesteld als in No. 28 wordt
getoond. Het contragewicht (No. 28, X) wijst naar de grond en vormt
samen met de kijkbuis een loodrechte as.
In deze positie ziet u door de zoeker het poolgebied met de poolster.
De poolster is de meest heldere ster in dit gebied.
Deze zou ook in het midden van het gezichtsveld van het oculair
(f=20 mm) te zien moeten zijn. De uitrichting op de pool is geslaagd.
Deze opstelling vergt wat geduld, wordt echter beloond door een
relatief goede positionering bij het zoeken naar hemelcoördinaten.
Bij deze uitrichting op de pool dienen de deelcirkels (scala‘s) van de
declinatieas (No. 29) op „9“ (= 90°) en de uuras (No. 30) op „0“ (= 0
uren) te staan. Anders draait u de beide scala‘s
voorzichtig naar de juiste waarden (steeds op de pijlen
uitgericht).
Zo ingesteld, kunt u het vinden van hemellichamen met behulp van
deelcirkels (schalen) gebruiken (zie ook 3.1. Mogelijke observatieob-
jecten).
6. Zoeker
Uw telescoop is nu grof gericht en ingesteld.
Om een aangename observatiepositie te verkrijgen, maakt u de
schroeven van de buishouder voorzichtig los (No. 9, X), zo dat u
de telescoopbuis draaien kunt. Breng het oculair en de zoekerte-
lescoop/LED-zoeker in een positie, van waaruit u gemakkelijk obser-
veren kunt.
De fijnregeling gebeurt met behulp van de zoekertelescoop. Kijk door
de zoeker en probeer de poolster (No. 27) in het midden van het dra-
denkruis van de zoekertelescoop in te stellen (No. 31). Bij de juiste
instelling zullen u de golf (No. 16, K) de uuras (No. 16, b), alsook de
golf (No. 16, E) van de declinatie-as (No. 16, a) helpen.
7. Observatie
Nadat u de poolster in de zoekertelescoop/LED-zoeker ingesteld
hebt, zult u de poolster in de telescoop herkennen kunnen, als u
door het oculair kijkt.
Eventueel kan men met behulp van de buigzame golven de ster pre-
ciezer afstemmen alsmede de instelling van de
beeldscherpte.
Verder kan men door een oculair-wissel een hogere vergroting instel-
len. Gelieve erop te letten dat de vergroting van de sterren nauwelijks
waar te nemen is.
Tip:
De oculairen zijn die delen van het lenzensysteem
die naar het oog toe gericht zijn. Met het oculair
wordt het in het brandpunt van het objectief
optredende beeld opgenomen, d.w.z. zichtbaar
gemaakt en nog eens uitvergroot. Er zijn oculairen
met verschillende brandpuntsafstanden nodig om
verschillende vergrotingen te realiseren. Begin elke
observatie met een oculair met lage vergroting (=
lage brandpuntsafstanden van 20mm).
i
8. Sterren zoeken:
In het begin valt de orientering aan de sterrenhemel zeer zwaar,
omdat de sternen altijd in beweging zijn en pas na jaartijd, datum on
uur de positie aan de hemel veranderen.
De uitzondering laat de poolster zien. Dit is een ster en uitgangspunt
van alle sterrenkaarten. Op de tekening ziet men een bekende ster-
renafbeelding en sterposities die het hele jaar zichtbaar zijn. De rang-
schikking van de sterren is altijd afhankelijk van datum en tijd.
Wanneer men de telescoop op één van deze sterren richt dan kan
men vaststellen dat deze na enige minuten uit het gezichtsveld ver-
dwenen is. Om dit effect te vereffenen bedient men de buigzame
golven (K) van de uren-as en en de telescoop zal de vliegbaan van
de sterren volgen.
9. Onderdelen:
Sterren en andere hemellichamen worden aan de hemel door coördi-
naten gelokaliseerd. De plaats van de sterren in het
uni versum worden door rechte klimming en de declinatie bepaald.
Declinatie (C) is de afstand van een ster in hoekgraden. Ten noorden
van de evenaar worden het gradenaantal positief. Bevindt de ster
zich ten zuiden van de evenaar dan wordt het gradenaantal voorzien
van een ”-” teken.
Rechte klimming (M) is een op de evenaar gemeten afstand van
een ster van het lengtepunt. Het lentepunt is het snijpunt van de
hemelsevenaar met de schijnbare zonneweg (de zog. ecliptica) (No.
26, e). Dit gebeurt in de lente als de dag en de nacht even lang zijn
(einde maart).
De waarde wordt, de dagelijkse aardedraaing tegemoet, in een tijds-
bestek van 0 tot 24 uur geteld.
Nadere informatie vindt men op de sterrenkaarten of
vergelijk bare literatuur.
10. Toebehoor
Bij uw telescoop in de basisuitvoering is nog meer toebehoor (No. 2).
Afhankelijk van het model kunnen dat
10.1. Oculairen:
Door het wisselen van de oculairen legt u de vergroting van uw
telescoop vast.
700 mm
÷ 20 mm
=
35 x
700 mm
÷ 12,5 mm
=
56 x
700 mm
÷ 4 mm
=
175 x
Formule voor de berekening van de vergroting:
Brandpuntafstand (Telescoop) ÷ Brandpuntafstand (Oculair) = Vergroting
Voorbeelden:
10.2. Zenitspiegel (enkel Refractor):
De Zenitspiegel (No. 2, 19) veroorzaakt een beeldomkering (spiegel-
verkeerd) en wordt daarom enkel voor hemelobservaties gebruikt.
10.3. Omkeerlens:
Om een juist opstaand beeld te zien, kunt u een omkeerlens gebru-
iken .
Maak hiervoor de klemschroef (No. 25, X) los en verwijder alle toe-
behoor uit de oculairsteunen (No. 1, 6). Zet dan de omkeerlens (No.
2, 20) recht in de oculairsteunen in, en draai de klemschroeven weer
handvast aan. Dan zet u het oculair (bvb. f=20 mm) in de opening
van de omkeerlens en u draait klemschroef (No. 25, Y) vast.
10.4. Barlowlens:
Met een Barlowlens bereikt u een bijkomende, tot drievoudige, stij-
ging van de vergroting.
10.4.1 Montage en gebruik van de lenzentelescopen
Als u een lenzentelescoop gebruikt, mag de Barlowlens enkel in de
zenitspiegel (No. 13a, X) ingezet worden. Verwijder dus het oculair
uit de zenitspiegel en vervang deze door de Barlowlens. Aansluitend
zet u eerst het oculair met het grootste brandpunt in en u draait de
klemschroeven handvast aan om te fixeren (No. 24)
10.4.1 Montage en gebruik van de spiegeltelescopen
Als u een spiegeltelescoop gebruikt, maak dan alsjeblieft de klem-
schroeven aan de oculairsteunen los (No. 13b, X) en verwijder het
oculair uit de oculairsteunen. Zet dan de Barlowlens recht in de
oculairsteunen en draai de klemschroeven weer handvast aan.
Aansluitend zet u eerst het oculair met het grootste brandpunt in en
u draait de klemschroeven handvast aan om te fixeren (No. 24)
11. Handhaving – afbouw:
De telescoop is een hoogwaardig en optisch apparaat. Daarom moet
men vermijden dat stof en vochtigheid met de telescoop in aanra-
king komen. Vermijdt vingerafdrukken op de lenzen.
Wanneer er toch viezigheid en stof op telescoop terechtkomen ver-
wijder deze eerst met een zachte penseel. Daarna reinigen met een
zachte, pluisvrije doek. Vingerafdrukken op de optische plekken kan