Nederlands
Nederlands-35
Problemen oplossen
Geen beeld
• De signaalkabel moet goed en volledig zijn aangesloten op de poort van de videokaart/computer.
• Zorg dat de videokaart correct in de computer is geplaatst.
• Zorg dat de aan/uit-knop van de computer en de aan/uit-knop aan de voorkant van de monitor zijn ingeschakeld.
• Controleer of op de videokaart of het systeem wel degelijk een ondersteunde modus is geselecteerd. (Raadpleeg de docu-
mentatie bij de gra
fi
sche kaart of het systeem als u de gra
fi
sche modus wilt wijzigen.)
• Controleer of de monitor en videokaart met elkaar compatibel zijn en aan de aanbevolen instellingen beantwoorden.
• Controleer of de connector van de signaalkabel geen gebogen of ingedrukte pinnen heeft.
De aan/uit-knop reageert niet
• Haal de stekker van de voedingskabel van de monitor uit het stopcontact om de monitor uit te schakelen en opnieuw de fab-
rieksinstellingen te laden.
Ingebrand beeld
• Bij de LCD-technologie kan een fenomeen optreden dat bekend staat als een “inbranding”. Een inbranding of ingebrand
beeld wordt duidelijk wanneer de “geest” van een vorig beeld op het scherm zichtbaar blijft. In tegenstelling tot CRT-
monitoren is een inbranding op een LCD-monitor niet van blijvende aard, maar de weergave van niet-veranderende beelden
gedurende langere tijd moet worden vermeden. U maakt de inbranding ongedaan door de monitor net zo lang uitgeschakeld
te laten als het vorige beeld op het scherm is weergegeven. Als een beeld bijvoorbeeld gedurende één uur is weergegeven
en de “geest” van dat beeld blijft achter, schakelt u de monitor één uur uit om het ingebrande beeld ongedaan te maken.
OPMERKING:
Zoals bij alle andere persoonlijke weergaveapparaten raadt MITSUBISHI ELECTRIC u aan regelmatig gebruik te maken van be-
wegende beelden en een bewegende schermbeveiliging wanneer het scherm inactief is of de monitor uit te schakelen als u deze
niet gebruikt.
Het beeld is onstabiel, onscherp of er zijn golven op het scherm
• De signaalkabel moet goed en volledig zijn aangesloten op de poort van de computer.
• Gebruik de OSD-besturingselementen van Image Adjust om het beeld scherp te stellen en stel het beeld juist af met het
besturingselement Fine. Wanneer u van weergavemodus verandert, dient u de OSD-instellingen van Image Adjust mogelijk
opnieuw aan te passen.
• Controleer of de monitor en videokaart met elkaar compatibel zijn en aan de aanbevolen signaaltimings beantwoorden.
• Als uw tekst als een reeks betekenisloze tekens verschijnt, stelt u de beeldmodus in op non-interlaced en gebruikt u een
beeldverversingsfrequentie van 60 Hz.
Beeld van componentsignaal is enigszins groen
• Controleer of de DVD/HD-ingangsconnector is geselecteerd.
Het lampje van de monitor brandt niet (geen groene of rode kleur zichtbaar)
• De aan/uit-schakelaar moet zijn ingeschakeld en de voedingskabel moet zijn aangesloten.
• Controleer of de computer niet in een energiebesparende stand staat (druk op een toets op het toetsenbord of verschuif de muis
even).
RODE LED op monitor knippert
• Mogelijk heeft zich een storing voorgedaan. Neem contact op met het dichtstbijzijnde geautoriseerde Display-servicecentrum
van MITSUBISHI ELECTRIC.
Het weergegeven beeld heeft verkeerde afmetingen
• Gebruik de OSD-besturingselementen van Image Adjust om de afmetingen van het beeld te wijzigen.
• Controleer of op de videokaart of het systeem wel degelijk een ondersteunde modus is geselecteerd.
(Raadpleeg de documentatie bij de gra
fi
sche kaart of het systeem als u de gra
fi
sche modus wilt wijzigen.)
De geselecteerde resolutie wordt niet goed weergegeven
• Gebruik het OSD om het menu Information te openen en controleer of de juiste resolutie is geselecteerd. Als dat niet het
geval is, selecteert u de juiste resolutie.