Nederlands-30
OPMERKING 1: INBRANDEN VAN BEELD
Bij de LCD-technologie kan een fenomeen optreden dat bekend staat als een "inbranding". Van inbranding of ingebrand
beeld is sprake wanneer een “schaduw” van een vorig beeld op het scherm zichtbaar blijft. In tegenstelling tot CRT-mon-
itoren is een inbranding op een LCD-monitor niet van blijvende aard, maar de weergave van niet-veranderende beelden
gedurende langere tijd moet worden vermeden.
U maakt de inbranding ongedaan door de monitor net zo lang uitgeschakeld te laten als het vorige beeld op het scherm
is weergegeven. Als een beeld bijvoorbeeld gedurende één uur is weergegeven en de“geest” van dat beeld blijft achter,
schakelt u de monitor één uur uit om het ingebrande beeld ongedaan te maken.
Zoals bij alle andere apparaten die persoonlijke informatie weergeven, raden wij u aan regelmatig gebruik te maken van een
bewegende schermbeveiliging wanneer het scherm inactief is of het scherm uit te schakelen als u dit niet gebruikt.
Gebruik de functies “POWER SAVE (energiebesparing)”, “SCREEN SAVER (schermbeveiliging)”, “DATE AND TIME (datum en
tijd)” en “SCHEDULE (schema)” om het risico op inbranding verder te verlagen.
Voor een langere levensduur van Public Display
<Inbranding in het LCD-scherm>
Als het LCD-scherm langere tijd aan staat, kan een spoor van elektrische lading op de elektroden in het LCD-scherm achterbli-
jven. Het kan dan zijn dat de afbeelding van een vorig beeld op het scherm zichtbaar blijft. (Ingebrand beeld)
Ingebrand beeld is niet permanent, maar wanneer stilstaande beelden gedurende langere tijd worden weergegeven, kunnen
ionische onzuiverheden zich langs het weergegeven beeld verzamelen waardoor de afbeelding zichtbaar blijft. (Inbranding beeld)
<Aanbevelingen>
Om te voorkomen dat het beeld snel raakt ingebrand en voor een langere levensduur van het LCD-scherm, neemt u de volgende
aanbevelingen in acht.
1. Stilstaande beelden dienen niet gedurende langere tijd worden weergegeven. Stilstaande beelden dienen elkaar in een korte
cyclus af te wisselen.
2. Als de monitor niet gebruikt, schakelt u deze u met de afstandsbediening, of met behulp van de functie Power Management
of de functie Schedule (Schema).
3. Een lagere omgevingstemperatuur draagt bij aan een langere levensduur.
Als het beschermingsscherm (glas, acryl) op de LCD-monitor is geïnstalleerd, regelt u de temperatuur via de sensors die zich
op de monitor bevinden.
Om te omgevingstemperatuur te verlagen, dient de monitor te zijn ingesteld op Low Brightness of Cooling Fan “ON” met
behulp van de functie “Screen server”.
4. Gebruik de modus “Screen saver” (schermbeveiliging).
OPMERKING 2: EEN TIJDSCHEMA INSTELLEN
Met de functie “SCHEDULE” kunt u maximaal zeven verschillende tijdstippen instellen waarop de monitor wordt ingeschakeld.
U kunt instellen op welk tijdstip de monitor moet worden ingeschakeld en uitgeschakeld, op welke dag van de week de
monitor moet worden geactiveerd en welke ingangsbron de monitor tijdens de betreffende inschakelperiode moet gebruiken.
Een vinkje in het vakje voor het nummer van het planningsschema geeft aan dat het betreffende planningsschema actief is.
U kunt selecteren welk planningsschema moet worden ingesteld door het nummer (1 tot 7) van het schema met de toetsen
pijl omhoog/pijl omlaag te verplaatsen.
Met de toetsen (+) en (-) kunt u de cursor horizontaal verplaatsen binnen het betreffende planningsschema. Met de toetsen
( ) en ( ) kunt u de tijd vermeerderen en een ingangspoort selecteren. Met de toets “SET” stelt u de gewenste selectie in.
Als u een planningsschema wilt maken, maar geen inschakeltijd wilt instellen, selecteert u de waarde “--” bij de tijdinstelling
“ON”.
Als u geen uitschakeltijd wilt instellen, selecteert u de waarde “--” bij de tijdinstelling “OFF”.
Als geen ingang is geselecteerd (“--” in het ingangsveld) wordt de ingang van het vorige planningsschema gebruikt.
Een planningsschema waarvoor de instelling EVERY DAY is geselecteerd, heeft voorrang boven een planningsschema dat
op weekbasis wordt uitgevoerd.
Als planningsschema's elkaar overlappen, heeft een ingestelde inschakeltijd voorrang boven een ingestelde uitschakeltijd.
Als twee planningsschema's zijn geprogrammeerd voor hetzelfde tijdstip, heeft het planningsschema met het hoogste num-
mer voorrang.
Als de instelling “OFF TIMER” (zie pagina 27) wordt ingesteld, wordt de functie “SCHEDULE” uitgeschakeld.