29
ń
richtgetal
Objectiefdiafragma =—————————
flitsafstand x 2
een diafragmagetal berekenen, dat men bij het opnemen nog met + en - 1
diafragmastop kan varieert.
6. Invulflitsen bij daglicht
De mecablitz kan worden gebruikt voor invulflitsen bij daglicht, om schadu-
wen weg te werken en een uitgebalanceerde belichting, ook bij tegenlicht te
bereiken. Er kunnen hiervoor verschillende mogelijkheden worden gekozen.
6.1 Invulflitsen met automatiek
Bepaal met de camera of een belichtingsmeter de vereiste combinatie van
diafragma en belichtingstijd voor een normale belichting. Let er daarbij op,
dat de belichtingstijd gelijk aan of langer dan de kortste flitssynchronisatietijd
( afhankelijk van de camera ) is.
Voorbeeld:
Bepaald diafragma = 8; bepaalde belichtingstijd = 1/60 s.
Flitssynchronisatietijd bijv. 1/100 s ( zie gebruiksaanwijzing van de camera )
De beide bepaalde waarden voor diafragma en belichtingstijd kunnen op de
camera worden ingesteld, daar de belichtingstijd langer is dan de flitssynch-
ronisatietijd van de camera.
Om een goede invulling te bereiken, bijv. om het karakter van de schaduw-
werking te behouden, wordt aanbevolen op de flitser een diafragmawaarde
lager te nemen dan het op de camera ingestelde getal. In het voorbeeld werd
op de camera diafragma 8 ingesteld. Wij raden dus aan, op de flitser dan
5,6 in te stellen.
Let erop, dat de bron van het tegenlicht niet rechtstreeks op de foto-
sensor van de flitser schijnt. De elektronica van de flitser zou daardoor
in verwarring worden gebracht.
☞
7. De aanduiding van de belichtingscontrole
De aanduiding voor de belichtingscontrole o.k. licht alleen op, wanneer de
opname goed werd belicht bij flitsen met automatiek flitsfunctie.
Hiermee heeft u bij flitsen met automatiek de mogelijkheid om, vooral bij
indirect flitsen met moeilijk vooruit te bepalen reflectie-omstandigheden, door
een met de hand te ontsteken flits het passende diafragma te bepalen.
Een proefflits wordt met de ontspanknop voor handbediening
(afb. 2) ont-
stoken.
Blijft de aanduiding o.k. na de proefflits donker, dan moet u het eerstvolgend
lagere diafragmagetal instellen of de afstand tot het reflectievlak, c.q. het
onderwerp verkleinen en de proefflits herhalen.
De aldus bepaalde diafragmawaarde moet op de camera worden ingesteld.
Houd de fotosensor bij de proefflits net als bij de latere opname.
8. Verlichtingshoek en groothoekvoorzetstuk
Met het groothoekvoorzetstuk wordt de horizontale verlichtingshoek van 62 °
naar 65 ° en de verticale verlichtingshoek van 42 ° naar 60 ° vergroot.
Het groothoekvoorzetstuk moet bij brandpuntsafstanden van minder dan 35
mm ( kleinbeeld 24 x 36 mm ) c.q. minder dan 75 mm ( formaat 6 x 6 cm )
worden gebruikt.
Bevestiging
De groothoekvoorzet op de reflector zetten. Hij zit met twee nokken van de
voorzet vast in de twee uitsparingen aan de reflector.
Voor het wegnemen de voorzet iets naar voren uitbuigen en eraf wippen.
Bij het flitsen met de groothoekvoorzet onstaat één diafragmastop lichtverlies.
Richtgetal en maximale reikwijdte bij automatisch flitsen worden 70% van de
normale waarden. Op de diafragmarekenschijf wordt de maximale reikwijd-
te bij automatisch flitsen met groothoekvoorzet aangegeven door de marke-
ring
„W“
. Vor het instellen van het diafragma kan verder de markering
„N“
worden gebruikt.
☞
703 47 0130-A4 45CL-1 NiMh 16.08.2007 15:15 Uhr Seite 29