7. Invulflitsen bij daglicht
73
De beide zo berekende waarden voor diafragma en
belichtingstijd kunnen zonder meer op de camera
worden ingesteld, omdat de belichtingstijd langer is
dan de flitssynchronisatietijd van de camera.
Om een aangepaste opheldering te verkrijgen, om
bijv. het karakter van de schaduwen te behouden,
wordt aanbevolen om de op de flitser ingestelde
diafragmawaarde een stap lager te kiezen dan de op
de camera ingestelde waarde. In het voorbeeld werd
diafragma 8 ingesteld. Wij bevelen aan, op de flitser
diafragma 5,6 in te stellen ( waarbij u de instelling
aan de camera op 8 laat staan ).
Tip:
Wanneer het werkdiafragma 5,6 vanwege de inge-
stelde filmgevoeligheid niet op de flitser ter beschik-
king is, kan men zich als volgt behelpen:
Kies op de mecablitz werkdiafragma 8 en stel op de
camera een belichtingstijd van 1/30 s. bij diafragma 11 in.
Zou u op de mecablitz het werkdiafragma 4 kiezen,
dan zou dat bijvoorbeeld een belichtingstijd van
1/125 s. vergen. De flitssynchronisatietijd 1/100 s.
van de camera zou hierbij worden overschreden.
Let er op, dat de tegenlichtbron niet rechts-
treeks op de sensor van de flitser schijnt, de
elektronica van de sensor wordt daardoor
beïnvloed.
x
☞