6. Indirect flitsen
71
6.1 Indirect, automatisch flitsen
Het is dienstig om voorafgaand aan de eigenlijke
opname te controleren, of er voldoende licht is voor
het gekozen diafragma. Ga hiertoe te werk als onder
hoofdstuk „ 9. De aanduiding van de belichtingscon-
trole “ staat beschreven.
6.2 Indirect flitsen met handinstelling
Bij flitsen met handinstelling wordt de vereiste
diafragmawaarde het meest doelmatig met een
flitsbelichtingsmeter bepaald. Wanneer zo’n meter
niet ter beschikking is, kan men aan de hand van de
volgende vuistregel:
diafragma =
richtgetal
flitsafstand x 2
een diafragmawaarde bepalen. Bij de opname kan
voor de zekerheid nog een opname met + 1 stop en
een opname met - 1 stop worden gemaakt.
Deze vuistregel geldt alleen voor ruimten
met een normale plafondhoogte.
Het
richtgetal
kan in de tabel van hoofdstuk
„12. Technische gegevens“ worden gevonden.
De
flitsafstand
is de afstand tussen de flitser op de
camera en het op te nemen onderwerp.
Zwenken van de reflektor.
Met een hand de flitser vasthouden en met de ande-
re de reflektorkop naar voren trekken tot de klik. De
reflektor kan nu ongeveer 80° vertikaal naar boven
zwenken.
x