Meec tools 016640, Руководство пользователя, Страница: 117 / 236

NL
116
speling mag normaal worden ervaren, maar
als de speling te groot is moet deze als volgt
worden aangepast.
AFB. 14
1. Maak de contramoer (V2) los.
2. Draai de afstelschroef (V1) rechtsom om
de speling te verminderen, maar niet zo
veel dat de op-en-neergaande beweging
van de spindel wordt afgeremd (enige
speling is normaal).
3. Span de contramoer (V2) aan.
AANWENDING
WAARSCHUWING!
Schakel de machine altijd uit en wacht tot ze
volledig tot stilstand is gekomen alvorens te
starten met reiniging en ander onderhoud.
LET OP!
Overbelast de motor niet. Als het toerental
hoorbaar daalt tijdens het boren, is de motor
overbelast. Belast de motor nooit zodanig
dat hij helemaal stilvalt.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
De wisselstroommotor wordt bedrijfsklaar
geleverd. De aansluiting voldoet aan de eisen
in de geldende VDE- en DIN-bepalingen. De
netaansluiting ter plaatse en een eventueel
verlengsnoer moeten aan deze eisen voldoen.
De motor wordt alleen aangesloten op 230 V
50 Hz. Verlengsnoeren tot 25 m moeten een
leidingdoorsnede hebben van minstens 1,5
mm², verlengsnoeren langer dan 25 m moeten
een leidingdoorsnede hebben van minstens
2,5 mm². Het stopcontact moet met een droge
zekering van 16 A beveiligd zijn.
START/STOP
Druk op de groene aan/uit-knop “I” (4)
om de kolomboormachine te starten. Druk
op de rode aan/uit-knop “0” (4) om de
kolomboormachine uit te schakelen.
4. Draai de buitenmoer (U2) (contramoer)
los met een vaste sleutel (sleutelmaat 14
mm).
5. Haal de schroevendraaier uit de
uitsparing van de veerbehuizing en draai
de binnenmoer (U5) los tot de uitsparing
van de veerbehuizing (U4) loskomt van de
rand (U3).
WAARSCHUWING!
Stevig vasthouden en voorzichtig werken: de
veer is aangespannen.
6. Draai de veerbehuizing (U1) voorzichtig
linksom met de schroevendraaier
als handgreep tot de uitsparing (U4)
opnieuw op de rand (U3) kan worden
aangedrukt.
7. Laat de spindel in zijn laagste positie
zakken en houd de veerbehuizing (U1)
tegelijkertijd in dezelfde positie. Als de
spindel zacht en gelijkmatig en voldoende
snel op en neer gaat, spant u de
binnenmoer (U5) aan.
8. Als de terugtrekking van de spindel
te langzaam en ”zwak” is, spant u de
terugtrekveer verder door de stappen 3-5
te herhalen. Als de terugtrekking van de
spindel te snel en ”gespannen” is, maakt u
de terugtrekveer los door de stappen 5 en
6 te herhalen, maar draai de veerbehuizing
in de plaats daarvan rechtsom.
9. Vergrendel de binnenmoer (U2) door de
buitenmoer (U5) (contramoer) met een
vaste sleutel aan te spannen.
LET OP!
Span niet te hard aan en controleer dat de
beweging van de spindel door niets wordt
gehinderd.
Afstelling van tangentiale speling
van de spindel
Laat de spindel zakken tot de onderste
eindpositie, pak de spindel vast en probeer
hem rond de spindelrotatieas te draaien. Enige