12
6
max. 30 mm
NL
Materiaalvocht bepalen
Op grond van de verschillen in hoedanigheid en samenstelling
van de materialen moeten specifieke toepassingsaanwijzingen bij
de bepaling van het vochtgehalte in acht genomen worden.
Cementestrik (screed):
het apparaat meet ook door tegels,
linoleum, vinyl en hout, de meetwaarden worden daarbij echter
beïnvloed. De resulterende waarde moet dus als relatieve waarde
worden aangezien om vocht en vochtverlopen te kunnen
lokaliseren.
Gipspleister (plaster):
het apparaat meet ook ook door behang
en verf, maar niet door metaal (folies). De meetwaarden kunnen
worden beïnvloed, het vocht kan echter zeer goed worden
opgespoord door vochtverschillen in wanden, zodat conclusies
m.b.t. tot schade aan bijv. isolaties, dampschermen of muurwerk
kunnen worden getrokken.
Zacht hout (softwood) / hard hout (hardwood)
De meting
moet met de lange apparaatzijde parallel aan de nerf van het
hout worden uitgevoerd. De meetdiepte bij hout bedraagt max.
30 mm, maar varieert door de verschillende dichtheden van de
houtsoorten. Bij metingen aan dunne houten platen dienen
deze naar mogelijkheid gestapeld te worden omdat anders een
te kleine waarde wordt weergegeven. Bij metingen aan vast
geïnstalleerde resp. ingebouwde houtsoorten zijn montage-
bonden en door chemische behandeling (bijv. met verf) ver-
schillende materialen bij de meting betrokken. De meetwaarden
kunnen daarom slechts als relatieve waarden beschouwd. Op
deze wijze kunnen echter zeer goed verschillen in de vocht-
verdeling, mogelijke vochtige plekken en dus bijv. schade in
de isolatie worden gelokaliseerd.
De hoogste nauwkeurigheid wordt bereikt tussen 6 % ... 30 %
materiaalvocht. Bij zeer droog hout ( < 6 %) kan een onregel-
matige vochtverdeling worden vastgesteld, bij zeer nat hout
(> 30 %) begint een overstroming van de houtvezels.
Содержание MoistureFinder
Страница 90: ...90 ...
Страница 91: ...MoistureFinder 91 ...