16
5.1 SPANBANDEN MET RATEL
• Plaats de haken en ratels nooit op randen.
• Verleng nooit de hendel van de ratel om hogere klemkrachten te bereiken, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.
• Om de lading veilig vast te zetten, moet minstens 1,5 wikkeling van de band op de ratel worden aangebracht. Span de band
met de hand zo ver voor, dat niet meer dan 3 bandwikkelingen op de handratel hoeven te worden aangebracht om de lading
te spannen.
Bevestig de band zorgvuldig aan de lading en voer het losse uiteinde van de band door de sleuf (1).
De band wordt gespannen door de ratelhendel (3) heen en weer te bewegen (zie afb. A, B en C).
De lading wordt beveiligd door de ratelhendel (3) in de basisstand (afb. A) te plaatsen.
Om de band te openen, trekt u de grendel (2) omhoog en duwt u de ratelhendel (3) naar voren (afb. D). Trek nu de band uit de
sleuf (1).
Bevestiging
• Sjorbanden mogen niet worden gedraaid en moeten met hun volle breedte worden opgelegd.
• Er mogen geen voorwerpen op de spanband worden geplaatst.
• De riem mag nooit op een heet oppervlak worden aangebracht.
• De spanbanden mogen alleen in de volgende temperatuurbereiken worden gebruikt:
• Polypropyleen (PP): -40°C tot +80°C
• Polyamid (PA): -40°C tot +100°C
• Polyester (PES): -40°C tot +120°C
• Gebruik altijd 2 banden, kruislings of parallel.
• Sjorhaken mogen niet op hun punt worden belast, tenzij het een speciale haak is voor deze toepassing.
• Om te voorkomen dat een sjorhaak zonder beveiliging in een sjorpunt op het laadvlak losraakt, moet deze van binnen naar
buiten worden ingehangen.
• Bij polyamide of polyester spanbanden kunnen onzuiverheden worden verwijderd door middel van in de handel verkrijgbare
oplosmiddelen. De spanband moet volledig drogen. Bij gebruik van in de handel verkrijgbare oplosmiddelen dienen de
geldende voorschriften te worden nageleefd (bijvoorbeeld datablad voor gechloreerde koolwaterstof ZH 1/194)