A-61500_nl mei 2010
3-1
3 De scanner gebruiken
In dit hoofdstuk worden de volgende bedieningsprocedures besproken:
• De scanner in- en uitschakelen
• De scanner starten, stopzetten, onderbreken en hervatten
• Documenten voorbereiden
• De zijgeleiders en de uitvoerlade aanpassen
• Documenten scannen
• Lange documenten invoeren
• Automatische, doorlopende en handmatige invoer
• Kalibreren
De scanner in- en
uitschakelen
• Druk op de knop rechts onder aan de scanner (I) om de scanner in te
schakelen.
• Druk op de knop rechts onder aan de scanner (O) om de scanner uit
te schakelen.
Wanneer u de scanner inschakelt, wacht u tot de scanner de zelftest
heeft voltooid. Wanneer deze is voltooid, gaat het bovenste groene
indicatielampje constant branden. Wanneer dit niet gebeurt, raadpleegt
u hoofdstuk 6, "Indicatielampjes", voor meer informatie.
BELANGRIJK: Zorg altijd eerst dat de scanner gereed is, voordat u de
hostcomputer aanzet of opnieuw opstart.
Het scannen starten
en stopzetten
U regelt het scannen via uw scantoepassing. Informatie over het
starten en het stopzetten van het scannen vindt u in de documentatie
bij uw toepassing.
Als het scannertransport niet automatisch door uw toepassing wordt
gestart, start u het scannen door op de knop
Starten/Hervatten
op de
scanner te drukken.
OPMERKING: Zorg dat de scanner klaar is voor gebruik, voordat u met
scannen start. De scanner is gereed wanneer het
bovenste groene indicatielampje constant brandt.