STARTEN EN STOPPEN
132 – Dutch
Controle voor het starten
•
Inspecteer de werkomgeving. Verwijder voorwerpen
die weggeslingerd kunnen worden.
•
Controleer de snijuitrusting. Gebruik nooit botte,
gebarsten of beschadigde messen.
•
Controleer of de machine volledig bedrijfsklaar is.
Controleer of alle moeren en bouten goed
vastgedraaid zijn.
•
Zorg ervoor dat de overbrenging goed gesmeerd is.
Zie aanwijzingen in het hoofdstuk Overbrenging.
•
Controleer of de snijuitrusting altijd stopt, wanneer de
motor stationair loopt.
•
Gebruik de machine alleen voor het beoogde doel.
•
Controleer of de handvat- en veiligheidsfuncties in
orde zijn. Gebruik nooit een machine waarbij een
onderdeel ontbreekt of die, buiten de specificatie om,
gewijzigd is.
•
Alle kappen moeten juist gemonteerd zijn en zonder
gebreken voor de machine wordt gestart.
Starten en stoppen
Koude motor
(1) Chokehendel
Zet de choke-hendel in de choke-positie.
(2) Brandstofpomp:
Druk een aantal malen op de rubberen balg van de
brandstofpomp tot er brandstof in de balg komt (ca. 6
keer). De balg hoeft niet helemaal gevuld te worden.
(3) Starten
Druk het machinelichaam met uw linkerhand tegen de
grond (N.B.! Niet met uw voet!). Pak de starthendel beet,
trek met uw rechterhand het starterkoord langzaam uit tot
u weerstand voelt (de starthaken grijpen in) en maak
vervolgens snelle en krachtige trekbewegingen.
Wikkel
het startkoord nooit rond uw hand.
(4, 5)
Druk de chokehendel onmiddellijk in wanneer de motor
ontsteekt, en herhaal de startpogingen tot de motor start.
N.B.!
Wanneer de chokehendel weer naar de
oorspronkelijke positie wordt gedrukt, werkt de motor bij
een hogere snelheid, de zogenaamde startgaspositie, en
!
WAARSCHUWING! Er moet een complete
versnelling zijn gemonteerd voordat de
machine wordt gestart. Als dit niet
gebeurt, kan de koppeling losraken en
persoonlijk letsel veroorzaken.
Verplaats de heggenschaar altijd ca. 3 m
van de plaats waar u de tank bijgevuld
heeft, voordat u de motor start. Leg de
machine op een vaste ondergrond. Denk
erom dat de messen gaan bewegen,
zodra u de motor start. Zorg ervoor dat
de messen niet met obstakels in
aanraking kunnen komen. Houd
onbevoegden uit de buurt van de
werkplek, anders bestaat er kans op
ernstig persoonlijk letsel. De
veiligheidsafstand bedraagt 15 meter.