60 | nEDErlanDS
Controleer de volgende punten:
•
Kabelgeleiding – geen lussen, licht gespannen
•
Temperatuur van de vloeistof en dompeldiepte con-
troleren – zie machinegegevensblad
•
Wordt aan de perszijde een slang gebruikt, dan moet
deze voor gebruik met schoon water worden door-
gespoeld, zodat afzettingen niet tot verstoppingen
leiden
•
Bij natte opstelling moet de pompput worden gerei-
nigd
•
Het leidingenstelsel aan druk- en zuigzijde moet wor-
den gereinigd en alle afsluiters moeten worden ge-
opend
•
Het pomphuis moet overstroomd worden, d.w.z. dat
het volledig met het medium moet zijn gevuld en dat
het geen lucht meer mag bevatten. De ontluchting
kan plaatsvinden door passende ontluchtingssyste-
men in de installatie of, indien aanwezig, door ont-
luchtingsschroeven op de persaansluiting.
•
Controleren of toebehoren, leidingenstelsel, ophang-
voorziening stevig en correct vastzitten
•
Controle van aanwezige niveauregelingen of droog-
loopbeveiliging
5.5. Elektrisch systeem
Bij de aanleg en keuze van elektrische leidingen en bij het
aansluiten van de motor moeten de relevante plaatselijke
en VDE-voorschriften worden nageleefd. De motor moet
door een motorbeveiligingschakelaar worden beschermd.
Laat de motor volgens het schakelschema aansluiten. Let
op de draairichting! Bij verkeerde draairichting levert de
machine niet het aangegeven vermogen en kan er onder
ongunstige omstandigheden schade ontstaan.
Gevaar door elektrische stroom!
Door ondeskundige omgang met stroom bestaat le-
vensgevaar! Alle pompen met vrije kabeluiteinden
moeten door een elektricien worden aangesloten.
Voor de inbedrijfstelling moet een vakman controle-
ren of de vereiste elektrische voorzorgsmaatregelen
aanwezig zijn. Aarding, aarding van de neutrale lei-
ding, scheidingstransformator en aardlekschakelaar
moeten voldoen aan de voorschriften van het verant-
woordelijke elektriciteitsbedrijf.
De in de Technische gegevens vermelde spanning
moet overeenkomen met de aanwezige netspanning.
Controleer of de elektrische steekverbindingen in het
overstromingsveilige bereik liggen of beschermd zijn
tegen vocht. Netaansluitkabel en stekker moeten
voor gebruik op beschadiging worden gecontroleerd.
Het uiteinde van de aansluitkabel mag niet in water
worden ondergedompeld, omdat er anders water in
de motoraansluitruimte kan komen.
De elektrische aansluiting moet in overeenstemming met
de plaatselijke voorschriften van het energiebedrijf of de
Duitse VDE worden uitgevoerd. De voedingsspanning
en de frequentie zijn te vinden op het typeplaatje van de
pomp en het schakeltoestel. De spanningstolerantie moet
in het 6% tot - 10% van de netspanning liggen.
Er moet op worden gelet dat de op de typeplaatjes ver-
melde gegevens overeenkomen met de aanwezige
stroomvoorziening. Voor de opvoerinstallaties is geen ver-
dere motorbeveiliging nodig.
De pompmotoren hebben een in de motorwikkeling inge-
bouwde thermoschakelaar, die de pomp bij oververhitting
of overbelasting van de motor via het aangesloten scha-
keltoestel uitschakelt. Er is verder geen motorbeveiliging
nodig.
5.5.1 Elektronica-besturingskast (Saniquick UFT)
Het bij de levering van de installatie inbegrepen schakel-
toestel regelt en bewaakt de bedrijfsfuncties en meldt op-
tredende storingen.
De keuzeschakelaars hebben de volgende functies:
Bedrijfsschakelaar (één per pomp):
•
Stand “Hand”
De betreffende pomp werkt permanent, onafhankelijk van
de reservoirinhoud. In deze stand moet de schakelaar met
de hand worden vastgehouden. Bij het loslaten springt de
schakelaar in de stand “Uit/Off”.
•
Stand “Uit/Off”
De betreffende pomp is uitgeschakeld.
•
St
and “Auto”
De betreffende pomp werkt automatisch, afhankelijk van
het vloeistofpeil in het reservoir.
Noodoproep-schakelaar
•
Stand “Aan”
Het akoestische alarm klinkt in combinatie met de leds
“Storing” en “Alarm” (zie onder).
•
Stand “Uit”
Het akoestische alarm is uitgeschakeld. De gekleurde
lichtdioden (leds) hebben de volgende betekenis:
•
Gele led “Fasevolgorde“ (bij draaistroom)
Brandt als er fasen van de netaansluiting zijn verwisseld.
De pomp draait dan in de verkeerde richting, wat leidt tot
een verminderde pompcapaciteit en verhoogde slijtage.
Er wordt geen melding afgegeven wanneer de aansluit-
kabel tussen motor en besturingskast bijv. na vervanging
van de pompmotor verkeerd is aangesloten en de pomp
daardoor in de verkeerde richting draait. Daarom moet in
dergelijke gevallen de juiste draairichting altijd bij de mo-
tor zelf in uitgebouwde toestand worden gecontroleerd.
De waaier moet van de bovenkant van de motor gezien
met de wijzers van de klok mee draaien. Bij de motorstart
leidt dit tot een schok van de motor tegen de wijzers van
de klok in. Zie voor het omwisselen van de fasen bij een
verkeerde fasevolgorde punt 5.6.
•
Groene led “Bedrijf” (één per pomp)
Brandt als de betreffende pomp werkt.
•
Rode led “Storing” (één per pomp)
Continu signaal in combinatie met led “Alarm”:
Branden storings- en alarm-led samen als continu signaal,
dan heeft het bimetaal-relais de pompmotor wegens over-
belasting uitgeschakeld. Tegelijk klinkt het akoestische
signaal, indien ingeschakeld.
Содержание C250WA
Страница 33: ...English 33 Notizen Notes ...
Страница 65: ...Nedlerlands 65 Notizen Notes ...
Страница 70: ...70 Notizen Notes ...
Страница 71: ...71 Notizen Notes ...