ATLAS ECO 30 SI UNIT
53
NL
cod. 3541Q551 - Rev. 00 - 09/2019
Aanzetten verwarmingsketel
•
Maak de brandstofkleppen open.
•
Schakel de stroom naar het apparaat in.
fig. 6 - Aanzetten verwarmingsketel
•
De eerstvolgende 120 seconden wordt op het display FH weergegeven, hetgeen
betekent dat de verwarmingsinstallatie ontlucht wordt.
•
De eerste 5 seconden verschijnt op het display tevens de softwareversie van de kaart.
•
Wanneer de melding FH niet meer zichtbaar is, is de verwarmingsketel gereed om
automatisch te starten telkens wanneer er sanitair warm water wordt gebruikt of
wanneer de omgevingsthermostaat hierom vraagt.
Uitschakelen verwarmingsketel
Draai beide knoppen op de minimumstand (detail 1 en 2 - fig. 1).
fig. 7 - Uitschakelen verwarmingsketel
Wanneer de verwarmingsketel word uitgezet, wordt de elektronische kaart nog van
stroom voorzien.
De sanitaire en verwarmingswerking is niet meer actief. Het antivriessysteem blijft actief.
Om de verwarmingsketel weer in te schakelen, moeten beide knoppen (detail 1 en 2 -
fig. 1) weer op de gewenste temperaturen worden gezet.
fig. 8
De verwarmingsketel is onmiddellijk gereed om te werken telkens wanneer er warm sa-
nitair water wordt gebruikt of de omgevingsthermostaat hierom vraagt.
2.4 Instellingen
Omschakelen Zomer/Winter
Draai alleen de knop van de verwarming weer op het minimum (Zomer) (detail 1 - fig. 1).
fig. 9
De verwarmingsketel levert uitsluitend warm water. Het antivriessysteem blijft actief.
Om de Zomer-modus uit te schakelen (Winter), moet de knop van de verwarming (detail
1 - fig. 1) weer op de gewenste temperatuur worden gezet.
Regeling van verwarmingstemperatuur
Bedien de knop van de verwarming (detail 1 - fig. 1) om de temperatuur te variëren van
minimaal 30°C tot maximaal 80°C.
Geadviseerd wordt echter de verwarmingsketel niet te laten werken bij een tempe-
ratuur lager dan 45°C
.
fig. 10
Regeling van temperatuur sanitair water
Bedien de knop van het sanitaire water (detail 2 - fig. 1) om de temperatuur te variëren
van minimaal 50°C tot maximaal 75°C.
fig. 11
Regeling van de omgevingstemperatuur (met optionele omgevingsthermostaat)
Stel met behulp van de omgevingsthermostaat de voor de vertrekken gewenste tempe-
ratuur in. Als er geen omgevingsthermostaat aanwezig is zorgt de verwarmingsketel er-
voor dat het systeem op de ingestelde setpoint-temperatuur aan de drukzijde van de
installatie gehouden wordt.
Regeling van de omgevingstemperatuur (met optionele timerafstandsbediening)
Stel met behulp van de timerafstandsbediening de gewenste temperatuur voor de ver-
trekken in. De verwarmingsketel stelt de temperatuur van het water in de installatie af op
grond van de gewenste omgevingstemperatuur. Voor wat de werking met timerafstand-
sbediening betreft, wordt verwezen naar de betreffende gebruikershandleiding.
Keuze ECO/COMFORT
Het apparaat is uitgerust met een functie die zorgt voor een verhoogde snelheid van to-
evoer van warm sanitair water en maximaal comfort voor de gebruiker. Wanneer dit sy-
steem is ingeschakeld (COMFORT-modus) wordt het water in de ketel op temperatuur
gehouden, waardoor bij het opendraaien van de kraan het warme water onmiddellijk be-
schikbaar is, zonder dat u hoeft te wachten.
Het systeem kan door de gebruiker worden uitgeschakeld (ECO-modus) door op de to-
ets
reset
te drukken (detail 3 - fig. 1). Het symbool Comfort (detail 8 - fig. 1) wordt uitge-
schakeld en het display toont 3 seconden lang
'EC'
(ECO).
Om de COMFORT-modus te activeren drukt u nogmaals op de toets
reset
(detail 3 -
fig. 1). Het symbool Comfort (detail 8 - fig. 1) wordt ingeschakeld en het display toont 3
seconden lang
'CO'
(COMFORT).
Weersafhankelijke temperatuur
Wanneer de externe sonde (optioneel) wordt geïnstalleerd, werkt het regelsysteem van
de verwarmingsketel met een 'Weersafhankelijke temperatuur'. In deze modus wordt de
temperatuur van de verwarmingsinstallatie gereguleerd overeenkomstig de externe we-
ersomstandigheden, zodat gedurende het hele jaar verhoogd comfort en energiebespa-
ring wordt gegarandeerd. Bij toename van de buitentemperatuur wordt de
uitgangstemperatuur van de installatie namelijk volgens een vastgestelde 'compensatie-
curve' verlaagd.
Met de weersafhankelijke temperatuurregeling wordt de temperatuur die met de knop
van de verwarming is ingesteld (detail 3 - fig. 1) de maximale aanvoertemperatuur van
de installatie. Aanbevolen wordt om de maximumwaarde in te stellen, zodat het systeem
bij het regelen gebruik kan maken van het gehele werkingsbereik.
De verwarmingsketel moet tijdens de installatiefase door gekwalificeerd personeel wor-
den afgesteld. Ter verhoging van het comfort kan de gebruiker echter ook enige aanpas-
singen programmeren.
0
120
60
80
100
40
20
0
120
60
80
100
40
20
0
120
60
80
100
40
20
0
120
60
80
100
40
20
0
120
60
80
100
40
20
0
120
60
80
100
40
20
0
120
60
80
100
40
20