HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
Pag. 3 van 10
NL
2.2
Plaatsing
•
Zorg ervoor dat er zich in de buurt van de installatie geen onderdelen en
materialen bevinden, die beschadigd kunnen worden door waterdamp die
tijdens de werking uit de machine kan komen, of dat deze voldoende beschermd
zijn.
•
Alvorens de vaatwasmachine te plaatsen moeten in de ruimte het elektrische
systeem, de waterleiding en de waterafvoer zijn voorbereid
•
Bij de dimensionering van de vloer of inbouw moet rekening gehouden worden
met het totale gewicht van de afwasmachine
•
Om de stabiliteit te garanderen, moet de machine op haar vier poten worden
geïnstalleerd en waterpas worden gezet.
•
Dit apparaat is alleen geschikt voor een vaste aansluiting; andere
installatieoplossingen moeten overeengekomen worden met en goedgekeurd
door de fabrikant.
•
Verwijder de beschermfolie van de omkasting alvorens de afwasmachine te
gaan gebruiken.
2.3
Elektrische aansluiting
•
Er moet een hoofdschakelaar van het alpolige type aanwezig zijn, die alle
contacten, inclusief de nulleiding, uitschakelt, een afstand tussen de open
contacten heeft van minstens 3 mm en een contactverbrekend
veiligheidsmechanisme heeft, of gekoppeld is aan zekeringen, die
gedimensioneerd of geijkt moeten worden op het vermogen dat op het
kenmerkenplaatje op de machine staat.
•
De hoofdschakelaar moet op de elektriciteitsleiding aangesloten die dichtbij de
installatie zit, en mag uitsluitend één apparaat tegelijk voeden.
•
De spanning en frequentie van het elektriciteitsnet moeten overeenstemmen
met die van het kenmerkenplaatje.
•
Voor de veiligheid van de bediener en de apparatuur moet er een efficiënte
aardinstallatie aanwezig zijn, die voldoet aan de geldende
preventievoorschriften.
•
De voedingskabel, die uitsluitend van het type H07RN-F dient te zijn, mag tijdens de normale
werking of het gewone onderhoud niet gespannen staan of geplet worden.
•
Het apparaat moet bovendien deel uitmaken van een equipotentiaal systeem, dat wordt
aangesloten via een met het symbool gemarkeerde schroef.
•
De equipotentiaalgeleider moet een doorsnede hebben van 10 mm².
•
Houd u aan de aangegeven polariteiten in het stroomschema.
•
Zie het bijgevoegde elektrische schema voor meer informatie.
Het is niet toegestaan verloopstekkers, meervoudige stopcontacten, kabels van een
verkeerd type en met een verkeerde diameter te gebruiken, of met verlengkoppelingen
die niet conform zijn aan de huidige voorschriften betreffende bedrijfuitrustingen.