Dräger 83 21 880, Инструкция по эксплуатации

Страница: 106 / 386

106 Dräger X-dock 5300/6300/6600
Basis
4.6.1 Instellingen
1. > Gasconfiguratie > Instellingen selecteren.
Voor de X-am 2000 kan tussen drie verschillende testgassen
worden gekozen, die ook voor het kalibreren en het testen
worden gebruikt. Er kan worden gekozen uit methaan (CH
4
),
propaan (C
3
H
8
) en pentaan (C
5
H
12
). Afhankelijk van het
gekozen gas is de sensor met verschillende
gevoeligheidsniveaus gekalibreerd. Meer informatie hierover
vindt u in de betreffende sensor data sheets.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om bij propaan en pentaan
een optie voor “Verhoogde gevoeligheid” in te stellen. Door
deze optie wordt de gevoeligheid kunstmatig verhoogd, om de
sensoren zodanig te kalibreren dat deze ongeveer nonaan-
gevoeligheid hebben (oftewel een gevoeligheid alsof zij met
nonaan gekalibreerd zouden zijn). Meer informatie over het
onderwerp kruisgevoeligheidskalibratie vindt u in de
betreffende sensor data sheets.
Om het testgas voor X-am 2000 te selecteren:
1.
X-am 2000 selecteren.
2. Gewenst testgas uit de lijst selecteren.
U kunt kiezen uit:

methaan - CH
4
(standaardinstelling)

propaan - C
3
H
8

pentaan - PENT
Bij propaan en pentaan kan bovendien de optie
“Verhoogde gevoeligheid” (dampgevoeligheid) worden
geactiveerd.
3. Selectie met OK bevestigen.
Om de verse-luchtinlaat in te stellen:
1.
Verse lucht selecteren.
2. Gewenste instelling selecteren:

pomp - verse-luchtinlaat (standaardinstelling)

perslucht - persluchtinlaat
3. Selectie met OK bevestigen.
In de Expert-instellingen kunnen de volgende instellingen
worden uitgevoerd:

Max. concentratie voor snelle bumptest negeren

Testgedrag bij ontbrekende testgassen instellen
Om de door Dräger aanbevolen max. toelaatbare concentratie
voor de snelle bumptest te negeren:
1.
Max. conc. voor BTQ negeren selecteren.
2. Selectievakje activeren (standaardinstelling:
gedeactiveerd).
3. Selectie met OK bevestigen.
Als deze functie wordt geactiveerd, kunnen er voor de snelle
bumptest hogere testgasconcentraties worden gebruikt dan
aanbevolen door Dräger.
Om het testgedrag bij ontbrekende testgassen in te stellen:
1.
Bij ontbreken van gas. test afbreken selecteren.
2. Selectievakje activeren (standaardinstelling: geactiveerd).
3. Selectie met
OK bevestigen.
Met deze functie kan worden ingesteld, of een test of een
kalibratie ook moet worden uitgevoerd, wanneer een vereist
testgas niet is aangesloten.
Testgas voor X-am 2000 selecteren ►
Instelling van de verse-luchtinlaat ►
Expert-instellingen ►
Vulstandcontrole van de cilinder ►
AANWIJZING
Het betreffende gas moet op één van de gasingangen
worden aangesloten en in de gasconfiguratie worden
ingesteld.
i i
WAARSCHUWING
Deze functie mag uitsluitend door opgeleid en
competent personeel worden geactiveerd, aangezien
een verkeerd gekozen testgasconcentratie tot een
positief testresultaat kan leiden, hoewel het
gasmeetinstrument te laat waarschuwt.
WAARSCHUWING
Wanneer deze functie is gedeactiveerd, wordt het
betreffende kanaal niet getest resp. gekalibreerd.
!
!