26
| Nederlands
1 609 929 T52 • 21.1.09
Gebruik
f
Voorkom heftige schokken of vallen van het
meetgereedschap.
Na sterke externe inwerkin-
gen op het meetgereedschap dient u, voordat u de
werkzaamheden voortzet, altijd een nauwkeurig-
heidscontrole uit te voeren (zie „Controle van de
doelas (zie afbeeldingen K – L)”).
Neerzetten en basisinstelling
Opmerking:
Controleer het waterpasinstrument vóór
het eerste gebruik volgens de aanwijzingen in hoofdstuk
„Controle van de doelas (zie afbeeldingen K – L)”.
Zet het statief neer en bevestig het waterpasinstru-
ment met de statiefschroef.
Stel het statief grof af met de statiefpoten en voer de
fijninstelling van het waterpasinstrument uit met de
voetschroeven
11
. Breng de luchtbel van de dooslibel
13
in de binnenste ring.
Breng de luchtbel door het draaien van de voet-
schroeven (A en B)
11
in de stand tussen A en B.
(zie afbeelding A)
Draai nu aan de voetschroef (C)
11
tot de luchtbel in
het centrum staat. (zie afbeelding B)
Scherp instellen
Draai het waterpasinstrument naar een lichte achter-
grond en houd een wit blad papier voor het objectief
9
. Vervolgens draait u aan het oculair
5
tot het draden-
kruis helder en duidelijk zichtbaar is.
(zie afbeelding C)
Draai nu met behulp van het grove optische vizier
8
het waterpasinstrument op de waterpaslat en draai
aan de scherpstelknop
6
tot het verdelingsveld duide-
lijk zichtbaar is. (zie afbeelding D)
Aflezing van de waterpaslat
Opmerking:
Wij adviseren om de metingen aan het
einde van de werkzaamheden te controleren met
enkele controlemetingen vanaf een ander standpunt
van het instrument, ca. 15 m van het oorspronkelijke
standpunt.
Richt het instrument opnieuw op enkele van de eerder
gemeten punten. Deze nieuwe aflezingen moeten met
de eerste aflezingen overeenkomen.
Als dit niet het geval is, dient u het waterpasinstru-
ment nogmaals te controleren volgens de aanwijzin-
gen in hoofdstuk „Controle van de doelas
(zie afbeeldingen K – L)”. Stel de strepenplaat indien
nodig opnieuw in (zie hoofdstuk „Instelling van de
strepenplaat (zie afbeelding M)”) of neem contact op
met een erkende klantenservice voor Bosch elektri-
sche gereedschappen.
Aflezing van de hoogte
Lees de hoogte op de doellijn af. Bijvoorbeeld: de
hoogte in afbeelding E is 1,195 m.
Afstandsmeting
Lees de hoogten op de bovenste en onderste
afstandsstrepen af. Let erop dat de waterpaslat verti-
caal staat. Bijvoorbeeld: Afbeelding E toont 1,352 m
en 1,038 m. Het verschil wordt met 100 vermenigvul-
digd om de afstand „van instrument tot waterpaslat”
te krijgen. (1,352 m – 1,038 m) x 100 = 31,41 m.
Hoekmeting (zie afbeelding F)
Richt het draadkruis op punt A en plaats de deelcirkel
2
bij de markering
3
op 0. Vervolgens richt u op punt
B en leest u aan de markering
3
de gemeten hoek af.
Fijninstelling
Opmerking:
Hoewel alle waterpasapparaten vóór
het verlaten van de fabriek aan een zorgvuldige con-
trole worden onderworpen en een fijninstelling plaats-
vindt, is het raadzaam om de fijninstelling van de
dooslibel
13
en de strepenplaat van tijd tot tijd te con-
troleren.
Compensator en compensatortransportbeveili-
ging
Controleer vóór de werkzaamheden altijd dat de com-
pensator correct werkt. Zet de compensator in bewe-
ging door het indrukken en loslaten van de
compensatortransportbeveiliging
4
.
Noteer na het tot stilstand komen de hoogte, herhaal
de handeling en lees opnieuw af. De beide afgelezen
hoogten moeten nauwkeurig overeenkomen.
Fijninstelling van de libel (zie afbeelding G–J)
Stel de dooslibel
13
via de voetschroeven
11
in en
draai het waterpasinstrument 180°. De dooslibel
13
moet zich nog steeds in de binnenste cirkel bevinden.
Als dit niet het geval is, moet de fijninstelling van de
libel opnieuw plaatsvinden.
Draai aan de voetschroeven
11
en breng de luchtbel
in een stand in het midden tussen de uitgangspositie
en het centrum. Draai aan de beide fijninstelschroeven
14
tot de luchtbel in het centrum staat.
Draai het waterpasgereedschap 180°. Als de correc-
tie nauwkeurig is uitgevoerd, staat de luchtbel in het
centrum. Als dit niet het geval is, herhaalt u de volle-
dige reeks van handelingen.
Controle van de doelas (zie afbeeldingen K – L)
Kies twee vaste punten A en B die 30 – 50 m van
elkaar verwijderd zijn en zet daar waterpaslatten neer.
Plaats het waterpasinstrument in het midden tussen
de beide punten en voer de basisinstelling uit. Lees
vervolgens op beide latten de hoogten af. De hoogte
bij A is a1, bij B b1. Het verschil (a1 – b1) levert de
waarde H op.
OBJ_BUCH-928-001.book Page 26 Wednesday, January 21, 2009 1:21 PM
Содержание PAL/SAL N Series
Страница 5: ...5 1 609 929 T52 21 1 09 K L M 15 OBJ_BUCH 928 001 book Page 5 Wednesday January 21 2009 1 21 PM...
Страница 111: ...1 609 929 T52 8 1 09 111...
Страница 114: ...1 609 929 T52 8 1 09 114 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15...
Страница 118: ...1 609 929 T52 8 1 09 118 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15...