56
7. Montage en aansluiting
Kies een geschikte montageplaats van waaruit het gewenste object goed kan worden bewaakt.
Een goede montageplaats voor de camera heeft de volgende eigenschappen:
• trillingsvrij
• geen direct zonlicht
☞
Kies als montageplaats geen lokatie die wordt afgeschermd door bijv. staalbetonwan-
den, spiegels, rekken van plaatstaal etc. In de buurt van de zender resp. ontvanger
mag geen apparaat geplaatst zijn met sterk elektrische velden bijv. mobiele telefoons,
mobilofoon, elektrische motor etc.
Bovengenoemde factoren kunnen de radiosignalen storen en het bereik beperken.
7.1 Montage van de radiografische camera
Aansluitkabels niet omknikken of platdrukken. Dit kan functiestoringen, kortsluiting
of een defect aan het apparaat tot gevolg hebben.
Let bij het boren van gaten in de wand of bij het vastschroeven erop dat er geen
kabels of leidingen worden beschadigd.
Let bij de keuze van de camerapositie erop dat de camera niet wordt blootgesteld
aan direct zonlicht (i.v.m. verblinding), stof en trillingen.
De steekverbinding van de aansluitkabel naar de camera niet aan vocht blootstellen.
Deze steekverbindingen mogen uitsluitend in droge ruimtes worden toegepast. De
uit de camera gevoerde kabel moet daarom (bij montage buiten of in vochtige
ruimtes) zo worden gemonteerd dat hij in een droge ruimte wordt gevoerd.
Let er bovendien op dat de “microfoon” (5) van de camera in de behuizing van de
“laagspanningsbus” (6) voor de spanningsvoorziening van de camera zit. Zoals hier-
boven omschreven moet deze steekverbinding in droge ruimtes worden gemon-
teerd. Indien u de camera buiten wilt gebruiken, is slechts één beeldbewaking moge-
lijk. In dat geval is het weergegeven geluid niet van het observatieobject.