46
❐
Leeg het opvangreservoir na elk gebruik. Ook de
fi
lter moet regelmatig worden gerei-
nigd, om overbelasting van de motor te voorkomen.
Omgang met de oplader
❐
Probeer niet om de oplader voor een ander apparaat te gebruiken of om het apparaat
op te laden met een andere oplader. Gebruik uitsluitend de oplader die wordt mee-
geleverd met dit apparaat.
❐
Sluit de oplader alleen aan op een contactdoos die is geïnstalleerd volgens de voor-
schriften. De contactdoos moet ook na het aansluiten goed toegankelijk zijn. De net-
spanning moet overeenstemmen met de technische gegevens van de oplader (zie
hoofdstuk ‘Technische gegevens’). Gebruik alleen correct werkende verlengsnoeren,
waarvan de technische gegevens overeenstemmen met die van de oplader.
❐
Let erop dat niemand kan struikelen over aangesloten snoeren, dat deze niet worden
gekneld of geknikt en niet in aanraking komen met hete oppervlakken.
❐
Trek de netadapter uit het stopcontact, wanneer het onweert.
❐
Trek altijd aan de oplader en nooit aan het snoer!
❐
De hoofdeenheid moet zijn uitgeschakeld, wanneer u de oplader aansluit resp. deze
verwijdert.
Leveringsomvang
2
1
10
13
12
7
9
8
5
6
11
4
3
14