35
U
0
. PIEK Secundaire openboogspanning (piekwaarde).
X.
De inschakelduur wordt aangegeven in een
percentage van 10 minuten; gedurende
deze periode kan het lasapparaat met een
bepaalde stroomsterkte werken zonder
overbelast te raken
.
I
2
.
Lasstroom
U
2
.
Secundaire spanning bij lasstroom I
2
U
1
.
Nominale voedingsspanning
3~ 50(60) Hz
Driefasige voeding van 50 of 60 Hz
I
1
.
Opgenomen stroom bij overeenkomstige
lasstroom I
2
.
IP21.
Beschermingsklasse van de behuizing.
De 1 als tweede cijfer wil zeggen dat dit
apparaat niet geschikt is om buiten in de
regen te worden gebruikt.
.
Geschikt voor werkzaamheden in omgevin
gen met verhoogd risico.
OPMERKINGEN: Het lasapparaat is ook ontworpen voor
gebruik in omgevingen met verontreinigingsgraad 3. (Zie
IEC 664).
3 INSTALLATIE
3.1 PLAATSING
Alle aansluitingen moeten worden uitgevoerd volgens de
geldende voorschriften en dienen volledig in overeenstem-
ming te zijn met de veiligheidsreglementen (zie de normen
CEI 26-10 CENELEC HD 427).
• Monteer de bij het lasapparaat geleverde onderdelen.
• Volg de instructies om het apparaat van de pallet te ver-
wijderen.
• Hef het apparaat op bij de twee bovenste oogbouten en
maak hierbij de kabels vast zoals getoond in de afbeelding.
• Hef het apparaat niet op bij de handgrepen.
S
3.2 AANSLUITEN VAN DE VOEDING
• Na een laatste inspectie moet het apparaat worden
aangesloten op de voedingsspanning die vermeld staat
op het voorpaneel.
• Om de voedingsspanning te wijzigen:
- Zet de knop in de nulstand (apparaat uitgeschakeld).
- Verwijder de knop van de keuzeschakelaar door de klem-
schroef los te draaien.
- Plaats de schijf voor het instellen van de voedingsspanning
zo dat de knop alleen naar de gewenste spanning, aange-
duid op het voorpaneel, kan draaien.
- Plaats de knop terug en zet hem vast met de schroef.
• Sluit het netsnoer aan: de geel-groene draad van de kabel
moet worden aangesloten op een goed aardcontact. De
overige draden moeten worden aangesloten op de voe-
dingsinstallatie via een isolatieschakelaar, die zich indien
mogelijk dicht bij de werkplaats bevindt om de stroom in
geval van nood snel te kunnen uitschakelen.
De capaciteit van de in serie aangesloten overbelastings-
schakelaar of zekeringen moet gelijk zijn aan de door het
apparaat opgenomen stroom
I
1
.
De opgenomen stroom
l
1
kan worden bepaald aan de hand
van de op het apparaat aangegeven technische specifica-
ties, op basis van de beschikbare voedingsspanning
U
1
.
Verlengkabels moeten afgestemd zijn op de opgenomen
stroom
I
1
.
3.3 AANSLUITEN VAN DE LASTOEBEHOREN
3.3.1. Aansluiten van de elektrodehouder.
• De elektrodehouder moet op het apparaat worden aange-
sloten volgens de polariteit zoals aangegeven op de verpak-
Содержание 1753
Страница 47: ...47 Art 1753...
Страница 49: ...49 Art 1756...
Страница 51: ...51 Art 1759...
Страница 52: ...52...
Страница 53: ...53...
Страница 54: ...54...
Страница 56: ...56...