56
| Nederlands
1 609 92A 16H | (16.2.15)
Bosch Power Tools
– Druk de diepteaanslag
14
naar onderen tot hij tegen de ge-
trapte aanslag
9
zit.
GOF 1250 LCE:
schakel de digitale diepte-instelling aan
de aan/uit-schakelaar
18
in. Druk op de toets
16
voor de
instelling van het nulpunt van de diepteaanslag
14
.
GOF 1250 CE:
zet de schuif met de indexmarkering
27
op
de positie „0” aan de freesdiepteschaal
26
.
– Zet de diepteaanslag
14
op de gewenste freesdiepte en
draai de schroef
15
aan de diepteaanslag
14
vast.
GOF 1250 CE:
zorg ervoor dat u de schuif met de index-
markering
27
niet meer verstelt.
– Druk op de ontgrendelingshendel
23
en geleid de boven-
frees naar de bovenste stand.
Bij grotere freesdiepten dient u een aantal bewerkingsstap-
pen met telkens een geringe spaanafname uit te voeren. Met
behulp van de standenaanslag
9
kunt u de freesbewerking in
verschillende fasen verdelen. Stel daarvoor de gewenste
freesdiepte met de laagste stand van de standenaanslag in en
kies voor de eerste bewerkingsstappen eerst de hoogste
standen. De afstand van de standen kan door het verdraaien
van de instelschroeven
10
veranderd worden.
Na het proeffrezen kunt u door de draaiknop
25
te draaien de
freesdiepte exact instellen op de gewenste maat; draai met de
klok mee voor vergroting van de freesdiepte, draai tegen de
klok in voor vermindering van de freesdiepte. De schaalverde-
ling
24
dient daarbij voor oriëntatie. Een omwenteling komt
overeen met een verstelafstand van 2,0 mm, een van de deel-
strepen aan de onderste rand van de schaal
24
komt overeen
met een verandering van de verstelafstand met 0,1 mm. De
maximale verstelafstand bedraagt ± 8 mm.
Voorbeeld:
de gewenste freesdiepte moet 10,0 mm zijn, de
proeffrezing leverde een freesdiepte van 9,6 mm op.
– Draai de schaal
24
op „0”.
– Draai de draaiknop
25
0,4 mm/4 deelstrepen (verschil uit
gewenste en werkelijke waarde) met de klok mee.
– Controleer de gekozen freesdiepte door nogmaals proef-
frezen.
GOF 1250 CE
: verander na het instellen van de freesdiepte
de positie van de schuif
27
op de diepteaanslag
14
niet meer
zodat u altijd de actuele freesdiepte op de schaal
26
kunt af-
lezen.
GOF 1250 LCE
: de actuele freesdiepte wordt op het display
21
weergegeven.
Tips voor de werkzaamheden
Bescherm frezen tegen schokken en stoten.
Freesrichting en freesbewerking (zie afbeelding F)
De freesbewerking moet altijd tegen de draairichting
van het freesgereedschap 5 in plaatsvinden (tegenlo-
pend). Bij het frezen met de draairichting mee (gelijk-
lopend frezen) kan het elektrische gereedschap uit uw
hand worden getrokken.
– Stel de gewenste freesdiepte in. Zie het gedeelte „Frees-
diepte instellen”.
– Zet het elektrische gereedschap met gemonteerd freesge-
reedschap op het te bewerken werkstuk en schakel het
elektrische gereedschap in.
– Druk de ontgrendelingshendel
23
naar achteren en breng
de bovenfrees langzaam omlaag tot de ingestelde frees-
diepte is bereikt. Laat de ontgrendelingshendel
23
weer
los, om deze invaldiepte vast te zetten.
– Voer de freesbewerking met een gelijkmatige voorwaartse
beweging uit.
– Geleid na beëindiging van de freesbewerking de boven-
frees in de bovenste stand terug.
– Schakel het elektrische gereedschap uit.
Frezen met hulpgeleider (zie afbeelding G)
Voor het bewerken van grote werkstukken of bij het frezen
van groeven kunt u een plank of een plint als hulpgeleider op
het werkstuk bevestigen en de bovenfrees langs de hulpgelei-
der bewegen. Geleid de bovenfrees aan de afgevlakte zijde
van de glijplaat langs de hulpgeleider.
Kanten- en vormfrezen
Bij het kanten- en vormfrezen zonder parallelgeleider moet
het freesgereedschap zijn voorzien van een pen of lager.
– Geleid het ingeschakelde elektrische gereedschap van op-
zij naar het werkstuk tot de pen of het lager van het frees-
gereedschap tegen de te bewerken rand van het werkstuk
ligt.
– Geleid het elektrische gereedschap met beide handen
langs de rand van het werkstuk. Let er daarbij op dat het
gereedschap onder de juiste hoek op het werkstuk ligt. Te
sterke druk kan de rand van het werkstuk beschadigen.
Frezen met parallelgeleider (zie afbeelding H)
Schuif de parallelaanslag
33
met de geleidingsstangen
34
in
de grondplaat
13
en draai deze met de schroeven
7
volgens
de vereiste maat vast. Met de vleugelschroeven
35
en
36
kunt
u de parallelaanslag bijkomend volgens de lengte instellen.
Met de draaiknop
37
kunt u na het losdraaien van beide vleu-
gelschroeven
35
de lengte fijn instellen. Een slag komt daarbij
overeen met een verstelweg van 2,0 mm. Een van de maat-
streepjes op de draaiknop
37
komt overeen met een verande-
ring van de verstelweg van 0,1 mm.
Met de aanslagrail
38
kunt u het effectieve aanlegvlak van de
parallelgeleider veranderen.
Geleid het ingeschakelde elektrische gereedschap met gelijk-
matige voorwaartse beweging en zijwaartse druk op de paral-
lelgeleider langs de rand van het werkstuk.
Bij het frezen met de parallelaanslag
33
moet de stof-/spana-
afzuiging via de speciale afzuigadapter
39
gebeuren.
Frezen met cirkeladapter (toebehoren)
Voor cirkelronde freeswerkzaamheden kunt u de cirkeladap-
ter gebruiken.
Frezen met geleidingsrail (toebehoren)
Met behulp van de geleidingsrail en de geleidingsrailadapter
kunt u rechtlijnig lopende bewerkingen uitvoeren.
OBJ_BUCH-2018-004.book Page 56 Monday, February 16, 2015 1:39 PM