DE
NL
FR
111
Maschine wie abgebildet einstellen.
Stichbreitenknopf und Stichlängenknopf
je nach Stoff einstellen.
Stichlängenknopf auf "4" stellen.
Stichbreitenknopf zwischen "3" – "5"
einstellen.
Quiltstich (1)
Stichwahlknopf auf " " stellen.
Für alle Stoffe und Arbeiten.
Quiltstich (2)
Stichwahlknopf auf " " stellen.
Für alle Stoffe und Arbeiten.
Der Spulenfaden muss auf die rechte
Seite gezogen werden. Oberfaden je nach
" + ¢
Handsticheffekt. (Oberfaden)
Balance, wenn nötig einstellen.
Régler la machine comme illustré.
Régler le bouton de réglage de la largeur
et de la longueur de point selon le genre
du tissu.
Régler le bouton de réglage de la longueur
de point sur "4".
Régler la largeur de point entre "3" et "5".
Point quilt (1)
Régler le bouton sélecteur de point sur " ".
Pour tous les tissus et travaux.
Point quilt (2)
Régler le bouton sélecteur de point sur " ".
Pour tous les tissus et travaux.
| {
l'endroit du tissu. Selon le tissu, augmenter
{\
{
Si nécessaire, régler l'équilibrage.
Stel de naaimachine zoals afgebeeld in.
Stel de steekbreedte en steeklengte
afhankelijk van de stof in.
Stel de steeklengte op "4" in.
Stel de steekbreedte tussen "3" - "5".
Quiltsteek (1)
Zet de steekkeuzeknop op " ".
Voor alle stoffen en werkzaamheden.
Quiltsteek (2)
Zet de steekkeuzeknop op " ".
Voor alle stoffen en werkzaamheden.
De onderdraad moet naar de goede kant
van de stof worden getrokken. Verhoog
de bovendraadspanning afhankelijk van
$ ¢
"handgemaakt" effect (bovendraad).
Pas de balans, indien nodig, aan.
Quiltstich
Quiltsteek
Point quilt