
c) Accu’s
• Let op de juiste polariteit bij het plaatsen van de accu’s.
• De accu’s dienen uit het apparaat te worden verwijderd wanneer het gedurende
langere tijd niet wordt gebruikt om beschadiging door lekkage te voorkomen.
Uitgelopen of beschadigde batterijen kunnen bij aanraking met de huid
brandwonden veroorzaken, draag daarom veiligheidshandschoenen bij het
omgaan met beschadigde batterijen.
• Accu’s moeten uit de buurt van kinderen worden gehouden. Laat accu’s niet
rondslingeren omdat het gevaar bestaat dat kinderen en/of huisdieren ze inslikken.
• Accu’s mogen niet worden ontmanteld, kortgesloten of verbrand. Probeer nooit
gewone batterijen te herladen. Er bestaat dan explosiegevaar!
• Beschadig nooit de oplaadbare batterij. Het omhulsel van de oplaadbare batterij
beschadigen kan explosiegevaar of brand veroorzaken!
• Laad de batterijen regelmatig op, ook als ze niet nodig zijn.
• Laat de batterijen nooit onbeheerd tijdens het opladen.
• Geen gewone (niet oplaadbare) batterijen opladen, anders kunnen deze
ontbranden of ontploffen! Niet-oplaadbare batterijen zijn ontworpen voor eenmalig
gebruik en moeten in een ontladen toestand worden afgevoerd.
• Laad nooit beschadigde, lekkende of vervormde batterijen op. Dit kan een brand
of een explosie veroorzaken! Alle niet langer bruikbare batterijen moeten worden
afgevoerd.
• Volg alle instructies van de fabrikant van de batterijen voor veiligheid en het
opladen.
• Voorzichtig, let op! Indien meer dan één batterij wordt opgeladen, kunnen alleen
batterijen van hetzelfde type en laadspanning tegelijk worden opgeladen. Het
wordt aanbevolen om alleen batterijen met dezelfde capaciteit op te laden tijdens
het opladen.
• Het product kan tot 6x AA / AAA of 4x C / D of 2x 9 V batterijen gelijktijdig laden. In
een oplader kunnen verschillende typen batterijen niet gelijktijdig worden gebruikt.
• Batterijen kunnen tijdens het opladen niet worden geplaatst /verwijderd.
Bedieningselementen
6
7
5
4
3
2
1
1 LC-Display
2 USB-uitgang
5 V/DC 1 A
3 Oplader voor 9 V batterij (beide zijden)
4 LED-statusindicatie voor 9 V batterij
(beide zijden)
5 Oplader voor batterij
AA / AAA / C / D (x4)
6 LED-statusindicatie voor
batterijen AA / AAA / C / D
7 Voedingskabel met stekker
(niet getoond)
Ingebruikname
a) Voorbereiding voor het opladen
• Plaats het product op een hittebestendig oppervlak en overtuig u ervan dat er zich geen
brandbare materialen in de directe omgeving bevinden.
• Steek de stekker (7) in een geschikt stopcontact. De rode LEDs (6) en de staafdiagram voor
de prestatie op het LCD-scherm (1) knippert 3 keer om de ingeschakelde toestand van de
oplader aan te geven.
• Voor het onderbreken van het opladen of uitschakelen van de oplader na voltooiing van het
opladen, de stekker uit het stopcontact halen.
b) Batterijen opladen
• 6x AA / AAA of 4x C / D of 2x 9 V batterijen met de juiste polariteit in een laadschacht (5) of
(3) plaatsen. De pluspool van de batterij moet naar de pluspool worden gericht (“+” betekent
plus: “-” betekent min).
• Na het insteken van de batterijen start een test die ca 5 seconden duurt. Tijdens een test
brandt de LED van de betreffende laadschacht voortdurend. Wanneer de geplaatste batterijen
leeg of niet geheel zijn opgeladen, dan begint het opladen met de knipperende rode LED en
de staafdiagram voor prestatie van de betreffende laadschacht op het LCD-scherm.
• Na het beëindigen van het laden schakelt de rode LED van de betreffende laadschacht uit
en de staafdiagram op het LCD-scherm toont
. De lader komt nu in de werkstand voor
behoud van de lading.
• Indien de betreffende rode LED met een interval van [AAN = 2 s; UIT = 0,5 s] knippert, wijst dit
op een overgang van de lader naar de werkstand druppel laden (ontladen). Dit dient voor het
voorkomen van “geheugen effecten” voor Ni-Cd-batterijen. Aanvullend knippert het symbool
op het LCD-scherm.
• Als batterijen beschadigd zijn of het verkeerde type batterij wordt gebruikt, zal de rode LED
van de overeenkomstige laadschacht met een interval van 0,5 seconden snel knipperen en
wordt het opladen niet gestart. Verwijder direct de beschadigde / verkeerde batterijen.
c) Laadtijd
• Bepaal het type en capaciteit van de op te laden batterij. Gebruik voor de berekening van de
laadtijd van een lege batterij de volgende formule:
Laadtijd =
Capaciteit batterij (mAh)
x 1,4
Laadstroom (mA)
Voorbeeld:
De laadtijd van een batterij van 2500 mAh wordt als volgt berekent:
Laadtijd =
Capaciteit 2500 mAh
x 1,4 = 7 uur
500 mAh
d) Status van het LCD-scherm
• In aanvulling op de rode LED's, kan de status van het laden op het LCD-scherm worden
gelezen. Iedere laadschacht heeft een eigen staafdiagram voor de prestatie toegewezen. De
status van het laden, uitgedrukt in %, is afhankelijk van de spanning van de batterij volgens
onderstaande tabel.
Batterij AAA / AA / C / D
Batterijen 9 V
<1,32 V 00%
<9,24 V
00%
1,35 V 10%
9,45 V
10%
1,37 V 20%
9,59 V
20%
1,38 V 30%
9,66 V
30%
1,39 V 40%
9,73 V
40%
1,4 V
50%
9,8 V
50%
1,42 V 60%
9,94 V
60%
1,43 V 70%
10 V
70%
1,45 V 80%
10,15 V 80%
1,47 V 90%
10,29 V 90%
VOL
100%
VOL
100%
Hieronder zijn voorbeelden weergegeven van de status van het laden:
Gereed
Druppelen
Opladen
Fout
LED/Uit
e) Behoud van lading
• De functie voor het behoud van lading wordt automatisch geactiveerd na het volledig opladen
van de batterij. De rode LED van de overeenkomstige laadschacht dooft.
• De functie voor behoud van lading verhindert het overladen van de batterij en vervangt
de door zelfontlading verloren lading. De oplader laadt elke batterij op, tot zijn maximale
capaciteit is bereikt.
• Verwijder de opgeladen batterij zoals vereist of voor het afkoppelen van de oplader uit het
stopcontact.
f) Beveiligingscircuit tegen verkeerde polariteit
• De oplader heeft een beveiligingscircuit tegen verkeerde polariteit. Bij het insteken van de
batterijen met verkeerde polariteit, zal de rode LED van de overeenkomstige laadschacht met
een interval van 0,5 seconden snel knipperen en wordt het opladen niet gestart.
• Zorg ervoor dat de batterij met de juiste toewijzing van de polariteit wordt geplaatst.
g) Opladen van een extern apparaat met USB-uitgang
• Het einde van uw USB-A-kabel (niet meegeleverd) in de USB-uitgang
5 V/DC 1 A
(2) steken.
• Het andere einde van de USB-kabel in de USB-aansluiitng van de op te laden externe
apparaat steken.
De laadschachten van batterijen en de USB-uitgang kunnen gelijktijdig worden
gebruikt. Bij gebruik van de USB-uitgang wordt de laadstroom bij de laadschacht
gehalveerd.